meeuw

meeuw (Niederländisch)

Substantiv, f

f	Singular	Plural
Wortform	de meeuw	de meeuwen
Diminutiv	het meeuwtje	de meeuwtjes

Worttrennung:

meeuw, Plural: meeu·wen

Aussprache:

IPA: [meu], [meːŭ]

Hörbeispiele:  meeuw ^(Info)

Bedeutungen:

[1] Ornithologie: (am Meer und an Binnengewässern gesellig lebender) mittelgroßer bis großer schwimmfähiger, vorwiegend leuchtend weiß oder silbergrau gefiederter Seevogel (Larinae) mit relativ langen, schmalen und spitzen Flügeln, die ihm ein ausgezeichnetes Flugvermögen verleihen, mit einem kräftigen, schlanken, scharfen Schnabel und mit Schwimmhäuten an den Füßen

Herkunft:

Das seit 1287 bezeugte Erbwort geht auf die frühmittelniederländische Form mewe ^→ dum / mêwe ^→ dum zurück. Diese lässt sich vergleichen mit mittelniederdeutschem mēwe ^→ gml, altsächsischem meu ^→ osx, altenglischem mǣw ^→ ang und den altnordischen Formen mār ^→ non und mōr ^→ non, wobei ein (angenommenes) urgermanisches *maiw-ōn- als Quelle all dieser Formen vorausgesetzt wird. Es handelt sich womöglich um ein Onomatopoetikum, das ursprünglich nur in den Sprachen rund um die Nordsee bekannt gewesen war.

Synonyme:

[1] Suriname: fisman

Verkleinerungsformen:

[1] meeuwtje

Oberbegriffe:

[1] vogel, watervogel, zeevogel

Unterbegriffe:

[1] zeemeeuw

• Gattung Chroicocephalus:

[1] andesmeeuw (Chroicocephalus serranus), bruinkopmeeuw (Chroicocephalus brunnicephalus), dunbekmeeuw (Chroicocephalus genei), grijskopmeeuw (Chroicocephalus cirrocephalus), Hartlaubs meeuw (Chroicocephalus hartlaubii), kleine kokmeeuw (Chroicocephalus philadelphia), kokmeeuw / kapmeeuw (Chroicocephalus ridibundus), Patagonische kokmeeuw (Chroicocephalus maculipennis), roodsnavelmeeuw (Chroicocephalus scopulinus), Saunders’ meeuw (Chroicocephalus saundersi), witkopmeeuw (Chroicocephalus novaehollandiae), zwartsnavelmeeuw (Chroicocephalus bulleri)

• Gattung Creagrus:

[1] zwaluwstaartmeeuw (Creagrus furcatus)

• Gattung Hydrocoloeus:

[1] dwergmeeuw (Hydrocoloeus minutus)

• Gattung Ichthyaetus:

[1] Audouins meeuw (Ichthyaetus audouinii), Hemprichs meeuw / Hemprichmeeuw (Ichthyaetus hemprichii), reuzenzwartkopmeeuw (Ichthyaetus ichthyaetus), relictmeeuw (Ichthyaetus relictus), witoogmeeuw (Ichthyaetus leucophthalmus), zwartkopmeeuw (Ichthyaetus melanocephalus)

• Gattung Larus:

[1] Amerikaanse zilvermeeuw (Larus smithsonianus), Armeense meeuw (Larus armenicus), Beringmeeuw (Larus glaucescens), Californische meeuw (Larus occidentalis), diksnavelmeeuw (Larus pacificus), geelpootmeeuw (Larus michahellis), grote burgemeester (Larus hyperboreus), grote mantelmeeuw (Larus marinus), Heermanns meeuw (Larus heermanni), Japanse meeuw (Larus crassirostris), kamtsjatkameeuw (Larus schistisagus), kelpmeeuw (Larus dominicanus), kleine burgemeester (Larus glaucoides), kleine mantelmeeuw (Larus fuscus), Mexicaanse meeuw (Larus livens), Olrogs meeuw (Larus atlanticus), Pontische meeuw (Larus cachinnans), prairiemeeuw (Larus californicus), ringsnavelmeeuw (Larus delawarensis), Simeons meeuw (Larus belcheri), stormmeeuw (Larus canus), Thayers meeuw (Larus thayeri), vegameeuw / Oost-Siberische meeuw (Larus vegae), zilvermeeuw (Larus argentatus)

• Gattung Leucophaeus:

[1] dolfijnmeeuw (Leucophaeus scoresbii), Franklins meeuw (Leucophaeus pipixcan), grijze meeuw (Leucophaeus modestus), lachmeeuw (Leucophaeus atricilla), lavameeuw (Leucophaeus fuliginosus)

• Gattung Pagophila:

[1] ivoormeeuw (Pagophila eburnea)

• Gattung Rhodostethia:

[1] Ross’ meeuw (Rhodostethia rosea)

• Gattung Rissa:

[1] drieteenmeeuw (Rissa tridactyla), roodpootdrieteenmeeuw (Rissa brevirostris)

• Gattung Xema:

[1] vorkstaartmeeuw (Xema sabini)

Beispiele:

• Belgien:

[1] “Er was zelfs geen meeuw te bekennen die boven het water scheerde.”

„Es war nicht einmal eine Möwe zu sehen, die über das Wasser streichte.“

• Niederlande:

[1] “De meeuwen krijsen verontwaardigd, op straat kijkt niemand om.”

„Die Möwen keischen empört, niemand auf der Straße schaut sich [bekümmert] um.“

• Niederländische Karibikinseln:

[1] “Aan de andere kant: vliegveld Hato ligt in de natuur, dat trekt muizen aan, muizen trekken vogels aan, en we hebben hier meeuwen.”

„Auf der anderen Seite: Der Flughafen Hato liegt in der Natur, was Mäuse anzieht, Mäuse ziehen Vögel an, und wir haben hier Möwen.“

• Suriname:

[1] “‘[…] Speciaal voor mij zijn in Paramaribo de typische kustvogels – fregatvogels, reigers, ibissen, eenden, steltlopers, meeuwen en sterns –, maar ik geniet ook van typische soorten als de krabbenbuizerd met beperkte verspreiding langs de kust van de Guyana’s en de Guyanadwergspecht die alleen langs de kust van Suriname voorkomt’, zegt Spaans.”

„‚[…] Besonders für mich in Paramaribo sind die typischen Küstenvögel – Fregattvögel, Reiher, Ibisse, Enten, Stelzvögel, Möwen und Seeschwalben –, aber ich mag auch typische Arten wie den Rotbauchbussard, dessen Verbreitungsgebiet sich entlang der Küste der Guyanas erstreckt, und den nur an der Küste Surinames vorkommenden Däumlingszwergspecht‘, sagt Spaans.“

Wortbildungen:

meeuwenei, meeuwenvleugel, meeuwwinde

Entlehnungen:

Afrikaans: meeu

Übersetzungen

 [1] ?

Deutsch: Möwe f

Referenzen und weiterführende Informationen:

[1] Niederländischer Wikipedia-Artikel „Meeuwen (vogels)“

[1] Van Dale Onlinewoordenboek: „meeuw“

[1] mijnwoordenboek Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „meeuw“

[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „meeuw“

[1] PONS Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „meeuw“

[1] Langenscheidt Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „meeuw“

[1] dict.cc Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „meeuw“

Quellen:

Ähnliche Wörter (Niederländisch):

ähnlich geschrieben und/oder ausgesprochen:

Levenshtein-Abstand von 1: leeuw, Zeeuw