Sinterklaas
Dutch
editEtymology
editFrom Middle Dutch sinter clâes.
Pronunciation
editProper noun
editSinterklaas m
- Saint Nicholas in a folkloric incarnation, who (in the Low Countries and other parts of Europe) gives presents to children on December 5 or 6
- 1984, Het Goede Doel (Henk Westbroek and Henk Temming), Sinterklaas (song):
- Met Paas denk ik aan Sinterklaas en stuur ik hem een kaart, ik vraag hem hoe het met hem gaat en groet gelijk zijn paard.
- At Easter I think of Sinterklaas and I send him a card, I ask him how he is and greet his horse too.
- 1984, Het Goede Doel (Henk Westbroek and Henk Temming), Sinterklaas (song):
- the holiday dedicated to Saint Nicholas
Synonyms
editDerived terms
editDescendants
edit- → English: Santa Claus
- →? Saterland Frisian: Sunderkloas