Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

afgeschilderd

  1. past participle of afschilderen

Declension

edit
Declension of afgeschilderd
uninflected afgeschilderd
inflected afgeschilderde
positive
predicative/adverbial afgeschilderd
indefinite m./f. sing. afgeschilderde
n. sing. afgeschilderd
plural afgeschilderde
definite afgeschilderde
partitive afgeschilderds
  NODES
Note 1