bekendheid
Dutch
editEtymology
editPronunciation
editNoun
editbekendheid f (plural bekendheden)
- familiarity, acquaintance, knowledge
- De bekendheid met de lokale cultuur hielp hem tijdens zijn reis. ― His familiarity with the local culture helped him during his trip.
- Zijn bekendheid met de taal was een voordeel. ― His acquaintance with the language was an advantage.
- fame, name
- Synonym: beroemdheid
- Door die film bereikte ze grote bekendheid. ― She achieved great fame through that movie.
- someone famous, a celebrity
- Synonym: beroemdheid
- Veel bekendheden wonen in Hollywood. ― Many celebrities live in Hollywood.