Dutch

edit

Etymology

edit

From Middle Dutch bevestigen, replacing older bevesten. By surface analysis, be- +‎ vestigen.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /bəˈvɛstəɣə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: be‧ves‧ti‧gen

Verb

edit

bevestigen

  1. (transitive) to fasten, attach
    Er is daarnaast de mogelijkheid om het apparaat aan de muur te bevestigen.It is also possible to attach the device to the wall.
  2. (transitive) to confirm
    Synonym: verifiëren
    Ik kan dat gerucht niet bevestigen.I cannot confirm that rumor.

Conjugation

edit
Conjugation of bevestigen (weak, prefixed)
infinitive bevestigen
past singular bevestigde
past participle bevestigd
infinitive bevestigen
gerund bevestigen n
present tense past tense
1st person singular bevestig bevestigde
2nd person sing. (jij) bevestigt, bevestig2 bevestigde
2nd person sing. (u) bevestigt bevestigde
2nd person sing. (gij) bevestigt bevestigde
3rd person singular bevestigt bevestigde
plural bevestigen bevestigden
subjunctive sing.1 bevestige bevestigde
subjunctive plur.1 bevestigen bevestigden
imperative sing. bevestig
imperative plur.1 bevestigt
participles bevestigend bevestigd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

edit

Descendants

edit
  • Afrikaans: bevestig
  • Negerhollands: bevestig
  NODES
HOME 1
languages 1
Note 1
os 1