Dutch

edit

Etymology

edit

Compound of blij +‎ moed +‎ -ig.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˌblɛi̯ˈmu.dəx/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: blij‧moe‧dig
  • Rhymes: -udəx

Adjective

edit

blijmoedig (comparative blijmoediger, superlative blijmoedigst)

  1. upbeat, cheerful

Declension

edit
Declension of blijmoedig
uninflected blijmoedig
inflected blijmoedige
comparative blijmoediger
positive comparative superlative
predicative/adverbial blijmoedig blijmoediger het blijmoedigst
het blijmoedigste
indefinite m./f. sing. blijmoedige blijmoedigere blijmoedigste
n. sing. blijmoedig blijmoediger blijmoedigste
plural blijmoedige blijmoedigere blijmoedigste
definite blijmoedige blijmoedigere blijmoedigste
partitive blijmoedigs blijmoedigers

Derived terms

edit
  NODES