echtmijding
Dutch
editEtymology
editPronunciation
editNoun
editechtmijding f (plural echtmijdingen)
- (Mennonite Anabaptism, historical) shunning of an unconverted or unconforming spouse
- 2011, Bert Koene, De Caeskopers: een Zaanse koopmansfamilie in de Gouden Eeuw, page 73:
- Het ging zelfs zover dat echtmijding was voorgeschreven: werd van een echtpaar de man of vrouw gebannen, dan moest de huwelijkspartner alle omgang met de getroffene staken.
- It even went so far that spousal shunning was prescribed: if the husband or wife of a married couple was shunned, then the spouse had to cease all interaction with the affected person.