grijpstaart
Dutch
editEtymology
editCompound of grijpen (“to grab, to grip”) + staart (“tail”).
Pronunciation
editNoun
editgrijpstaart m (plural grijpstaarten, diminutive grijpstaartje n)
Compound of grijpen (“to grab, to grip”) + staart (“tail”).
grijpstaart m (plural grijpstaarten, diminutive grijpstaartje n)