haatzaaier
Dutch
editEtymology
editFrom haat (“hate”) + zaaien (“to spread, sow”) + -er.
Pronunciation
editAudio: (file)
Noun
edithaatzaaier m (plural haatzaaiers, diminutive haatzaaiertje n)
From haat (“hate”) + zaaien (“to spread, sow”) + -er.
Audio: | (file) |
haatzaaier m (plural haatzaaiers, diminutive haatzaaiertje n)