Dutch

edit

Etymology

edit

Compound of hals (neck) +‎ brekend (breaking, injuring).

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˈɦɑlsˌbreː.kənt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: hals‧bre‧kend

Adjective

edit

halsbrekend (comparative halsbrekender, superlative halsbrekendst)

  1. breakneck, not unlikely to incur serious bodily injury
  2. physically daring
  3. acrobatic

Declension

edit
Declension of halsbrekend
uninflected halsbrekend
inflected halsbrekende
comparative halsbrekender
positive comparative superlative
predicative/adverbial halsbrekend halsbrekender het halsbrekendst
het halsbrekendste
indefinite m./f. sing. halsbrekende halsbrekendere halsbrekendste
n. sing. halsbrekend halsbrekender halsbrekendste
plural halsbrekende halsbrekendere halsbrekendste
definite halsbrekende halsbrekendere halsbrekendste
partitive halsbrekends halsbrekenders
edit
  NODES
Note 1