Dutch

edit

Etymology

edit

From leven (life) +‎ jaar (year).

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Noun

edit

levensjaar n (plural levensjaren, diminutive levensjaartje n)

  1. year (of one's life)
    Hij is in zijn vijftigste levensjaar.He is in his fiftieth year of life.
    In haar vroege levensjaren woonde ze in Frankrijk.In her early years of life, she lived in France.
    Dit levensjaar was het gelukkigste voor hem.This year of life was the happiest for him.
  NODES
Note 1