Dutch

edit

Etymology

edit

From onder- +‎ schikken.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˌɔn.dərˈsxɪ.kə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: on‧der‧schik‧ken
  • Rhymes: -ɪkən

Verb

edit

onderschikken

  1. (transitive) to suppress, to subjugate
  2. (reflexive) to be subservient

Conjugation

edit
Conjugation of onderschikken (weak, prefixed)
infinitive onderschikken
past singular onderschikte
past participle onderschikt
infinitive onderschikken
gerund onderschikken n
present tense past tense
1st person singular onderschik onderschikte
2nd person sing. (jij) onderschikt, onderschik2 onderschikte
2nd person sing. (u) onderschikt onderschikte
2nd person sing. (gij) onderschikt onderschikte
3rd person singular onderschikt onderschikte
plural onderschikken onderschikten
subjunctive sing.1 onderschikke onderschikte
subjunctive plur.1 onderschikken onderschikten
imperative sing. onderschik
imperative plur.1 onderschikt
participles onderschikkend onderschikt
1) Archaic. 2) In case of inversion.
  NODES