Dutch

edit

Etymology

edit

From onder- +‎ trouwen.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˌɔn.dərˈtrɑu̯.ə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: on‧der‧trou‧wen
  • Rhymes: -ɑu̯ən

Verb

edit

ondertrouwen

  1. (reflexive) to undertake an engagement

Conjugation

edit
Conjugation of ondertrouwen (weak, prefixed)
infinitive ondertrouwen
past singular ondertrouwde
past participle ondertrouwd
infinitive ondertrouwen
gerund ondertrouwen n
present tense past tense
1st person singular ondertrouw ondertrouwde
2nd person sing. (jij) ondertrouwt, ondertrouw2 ondertrouwde
2nd person sing. (u) ondertrouwt ondertrouwde
2nd person sing. (gij) ondertrouwt ondertrouwde
3rd person singular ondertrouwt ondertrouwde
plural ondertrouwen ondertrouwden
subjunctive sing.1 ondertrouwe ondertrouwde
subjunctive plur.1 ondertrouwen ondertrouwden
imperative sing. ondertrouw
imperative plur.1 ondertrouwt
participles ondertrouwend ondertrouwd
1) Archaic. 2) In case of inversion.
  NODES
Note 1