Dutch

edit

Etymology

edit

From on- +‎ gebruikelijk.

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Adjective

edit

ongebruikelijk (comparative ongebruikelijker, superlative ongebruikelijkst)

  1. unusual
    Het is ongebruikelijk om sneeuw te zien in deze regio.
    It is unusual to see snow in this region.

Declension

edit
Declension of ongebruikelijk
uninflected ongebruikelijk
inflected ongebruikelijke
comparative ongebruikelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial ongebruikelijk ongebruikelijker het ongebruikelijkst
het ongebruikelijkste
indefinite m./f. sing. ongebruikelijke ongebruikelijkere ongebruikelijkste
n. sing. ongebruikelijk ongebruikelijker ongebruikelijkste
plural ongebruikelijke ongebruikelijkere ongebruikelijkste
definite ongebruikelijke ongebruikelijkere ongebruikelijkste
partitive ongebruikelijks ongebruikelijkers

Antonyms

edit
  NODES
see 1