schoonzoon
Dutch
editEtymology
editPronunciation
editNoun
editschoonzoon m (plural schoonzonen, diminutive schoonzoontje n)
- son-in-law (male partner of one's child)
- In enkele culturen die nog bruidsverkoop beoefenen moet een schoonzoon soms voor haar familie werken om zijn vrouw te verdienen.
- In a few cultures still practicing the sale of brides, a son-in-law may have to work for her family to earn his wife.