Dutch

edit

Etymology

edit

From uiter (outer) +‎ -lijk.

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Noun

edit

uiterlijk n (plural uiterlijken, diminutive uiterlijkje n)

  1. appearance

Adjective

edit

uiterlijk (not comparable)

  1. external

Declension

edit
Declension of uiterlijk
uninflected uiterlijk
inflected uiterlijke
comparative
positive
predicative/adverbial uiterlijk
indefinite m./f. sing. uiterlijke
n. sing. uiterlijk
plural uiterlijke
definite uiterlijke
partitive uiterlijks

Adverb

edit

uiterlijk

  1. latest; at latest; no later than
    De belastingaangifte moet uiterlijk 1 september bij de belastingdienst zijn.
    Tax declaration should be submitted to tax authorities no later than 1 September.

Derived terms

edit
  NODES
Note 1