vakantie
Dutch
editAlternative forms
edit- vacantie (dated, superseded)
Etymology
editFrom Middle Dutch vacantie, from Medieval Latin vacantia.
Pronunciation
editNoun
editvakantie f (plural vakanties or (archaic) vakantiën, diminutive vakantietje n)
- a holiday, vacation
- Droom jij ook van een vakantie die wat langer duurt?
- Do you also dream of a vacation that lasts a bit longer?
- an easy, careless time
Derived terms
edit- fietsvakantie
- grote vakantie
- herfstvakantie
- kerstvakantie
- krokusvakantie
- meivakantie
- op vakantie gaan
- paasvakantie
- schoolvakantie
- skivakantie
- vakantieadres
- vakantiedag
- vakantieganger
- vakantiegeld
- vakantiehuis
- vakantiekamp
- vakantiekolonie
- vakantieoord
- vakantiereis
- vakantievilla
- vakantievlucht
- vakantieweek
- vakantiewoning
- voorjaarsvakantie
- werkvakantie
- zomervakantie
- zonvakantie