voorzienbaar
Dutch
editEtymology
editPronunciation
editAdjective
editvoorzienbaar (comparative voorzienbaarder, superlative voorzienbaarst)
- foreseeable
- Synonym: voorspelbaar
- Antonym: onvoorzienbaar
Declension
editDeclension of voorzienbaar | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | voorzienbaar | |||
inflected | voorzienbare | |||
comparative | voorzienbaarder | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | voorzienbaar | voorzienbaarder | het voorzienbaarst het voorzienbaarste | |
indefinite | m./f. sing. | voorzienbare | voorzienbaardere | voorzienbaarste |
n. sing. | voorzienbaar | voorzienbaarder | voorzienbaarste | |
plural | voorzienbare | voorzienbaardere | voorzienbaarste | |
definite | voorzienbare | voorzienbaardere | voorzienbaarste | |
partitive | voorzienbaars | voorzienbaarders | — |