zorgen maken
Dutch
editEtymology
editLiterally, “to make concerns to oneself”.
Pronunciation
editVerb
edit- (reflexive, idiomatic) to be concerned, to worry
- Ik begon me pas zorgen te maken toen hij om zes uur nog niet thuis was.
- I only started to worry when he still wasn't home by six.
- Maak je geen zorgen, morgen is er weer een dag. ― Don't worry, tomorrow is another day.
Conjugation
editConjugation of zorgen maken: see maken.