begunstigen

Néerlandais

Étymologie

Composé du préfixe be-, de l’adjectif gunstig « favorable » et du suffixe -en.

Verbe

begunstigen \Prononciation ?\ transitif

	Présent	Prétérit
ik	begunstig	begunstigde
jij	begunstigt
hij, zij, het	begunstigt
wij	begunstigen	begunstigden
jullie	begunstigen
zij	begunstigen
u	begunstigt	begunstigde
Auxiliaire	Participe présent	Participe passé
hebben	begunstigend	begunstigd

1. Favoriser.
   • Vrienden begustigen.

     Favoriser des amis.

   • De meest begunstigde schuldeisers.

     Les créanciers les plus favorisés.

Synonymes

• bevoordelen
• bevoorrechten
• privilegiëren

Antonymes

• benadelen

Dérivés

• begunstiging
• begunstiger

Prononciation

• (Région à préciser) : écouter « begunstigen [Prononciation ?] »