besluiten
Étymologie
modifierVerbe
modifierPrésent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | besluit | besloot |
jij | besluit | |
hij, zij, het | besluit | |
wij | besluiten | besloten |
jullie | besluiten | |
zij | besluiten | |
u | besluit | besloot |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | besluitend | besloten |
besluiten \bə.slʌj.təː\ transitif & intransitif
- Décider, se résoudre à, trancher.
- het volgende is besloten : il a été décidé ce qui suit.
- Déduire, conclure.
- uit uw woorden besluit ik het volgende : vos propos me permettent de déduire ce qui suit.
- Terminer, finir, achever.
- Renfermer, contenir.
Synonymes
modifierdéduire
terminer
Taux de reconnaissance
modifier- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation
modifier- Pays-Bas : écouter « besluiten [bə.slʌj.təː] »
Références
modifier- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]