hoorn
: Hoorn
Étymologie
modifier- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
modifier| Nombre | Singulier | Pluriel |
|---|---|---|
| Nom | hoorn | hoornen hoorns |
| Diminutif | hoorntje | hoorntjes |
hoorn \Prononciation ?\ masculin
- (Zoologie) Corne.
- (Automobile) Avertisseur, klaxon.
- (Musique) Clairon; cor d’harmonie.
- (Télécommunications) Combiné, écouteur, récepteur.
de hoorn van de haak nemen
- décrocher
de hoorn neerleggen
- raccrocher
de hoorn erop gooien
- raccrocher au nez
Synonymes
modifier- corne
- avertisseur
- clairon
- combiné
Dérivés
modifier- agaathoorn
- agaatpeerhoorn
- alpenhoorn
- althoorn
- ammonshoorn
- bassethoorn
- bokshoorn
- coehoorn
- diphoorn
- drinkhoorn
- eekhoorn
- eenhoorn
- fuikhoorn
- gehoorhoorn
- gemshoorn
- giethoorn
- hartshoorn
- hertshoorn
- hoornachtig
- hoornadder
- hoornantenne
- hoornbeest
- hoornblad
- hoornblazer
- hoornblende
- hoornbloem
- hoornconcert
- hoorndol
- hoorndrager
- hoorngeschal
- hoornig
- hoornist
- hoornklaver
- hoornlaag
- hoornloos
- hoornpapaver
- hoornraaf
- hoornratelslang
- hoornrots
- hoornslak
- hoornsteek
- hoornsteen
- hoornstof
- hoornuil
- hoornvee
- hoornvlies
- hoornweefsel
- hoornwerk
- jachthoorn
- kinkankhoorn
- kinkhoorn
- klephoorn
- koehoorn
- kromhoorn
- kruithoorn
- kunsthoorn
- midwinterhoorn
- misthoorn
- natuurhoorn
- neushoorn
- nieuwenhoorn
- orkesthoorn (5)
- ossenhoorn
- oudenhoorn
- oudshoorn
- posthoorn
- ramshoorn
- ringhoorn
- roomhoorn
- ruishoorn
- saxhoorn
- scheepshoorn
- schoenhoorn
- schoothoorn
- slakhoorn
- spoelhoorn
- spreekhoorn
- stekelhoorn
- telefoonhoorn
- tenorhoorn
- tepelhoorn
- toethoorn
- tritonshoorn
- uithoorn
- vleugelhoorn
- voelhoorn
- waldhoorn
- zeehoorn
Taux de reconnaissance
modifier- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation
modifier- (Région à préciser) : écouter « hoorn [Prononciation ?] »
- Pays-Bas : écouter « hoorn [Prononciation ?] »
Références
modifier- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]