Geschiedenis van Socotra

De geschiedenis van Socotra beschrijft de geschiedenis van het Jemenitische eiland Socotra.

Etymologie

bewerken

Er bestaat geen zekerheid over de oorsprong van de naam van het eiland. De naam Socotra kan afkomstig zijn van:

  • Een Griekse term afgeleid van de naam van een Zuid-Arabische stam die in Sabeïsche en Hadramitische inscripties wordt genoemd als Dhū-Śakūrid (S³krd).[1]
  • De Griekse naam Dioskouridon nēsos (Διοσκουρίδων νῆσος) wat "het eiland van de Dioskouren" betekent.[2]
  • De Arabische benaming Suqutra. Dit woord bestaat uit de woorden Suq ("soek" of "markt") en qutra, dat een verbasterde vorm is van qatir, wat verwijst naar drakenbloed. De Portugezen schreven in de 16e eeuw dat de plaats Suq de toenmalige hoofdstad van Socotra was.[3]

Prehistorie

bewerken

Op verschillende plekken op het eiland zijn stenen werktuigen gevonden die volgens Russische onderzoekers dateren uit de periode van de Oldowan-cultuur (Vroegpaleolithicum).[4][5]

Ongeveer drieduizend jaar geleden ontstond zeevaart langs de kusten van Arabië en Noordoost-Afrika onder invloed van de moessonwinden. Daarbij voer men ook langs Socotra. In het eerste millennium voor Christus kwam Socotra onder de heerschappij van de heersers van het koninkrijk Hadramaut.

Op het eiland zijn verschillende rotstekeningen gevonden die niet allemaal goed te dateren zijn en zich uitstrekken over een grote periode:

  • De petrogliefen van Eriosh nabij de noordkust op 20 kilometer ten zuidwesten van de hoofdstad Hadibu bevatten petrogliefen met figuren van mannen, kamelen, voeten en kruizen waarvan de datering onzeker is.[4][6]
  • In de buitenwijken van Suq bevindt zich een rotstekening met symbolen van kruizen, planten en voeten.[4]
  • In 2001 troffen Belgische speleologen in de Hoqgrot bijna 250 tekeningen en inscripties aan uit de 1e eeuw voor tot 6e eeuw na Chr.. Vooral in het Brahmi, maar ook in het Bactrisch, Ethiopisch, Grieks en Palmyreens. Deze tekeningen en teksten vormen belangrijke bronnen voor de studie van de handel op de Indische Oceaan in deze periode en wijzen uit dat de bevolking van Socotra uit de wijde regio afkomstig was.[7][8] Vermoedelijk is de Sanskrietse naam “Dvipa sukhadhara” (“eiland van gelukzaligheid”) in die tijd ontstaan.[9]
  • In de Dahaisigrot op het Momiplateau in het oostelijke binnenland van het eiland zijn pictogrammen gevonden van kruisvormige en geometrische motieven, Arabische inscripties en zoömorfe figuren daterend uit vier fasen tussen de eerste eeuw voor Christus en de vijftiende eeuw na Christus.[4][10]

Oudheid

bewerken
 
Socotra volgens Claudius Ptolemaeus. Vermoedelijk gemaakt door de Grieks-Byzantijnse monnik Maximus Planudes rond 1300. Op het eiland staat 'Dioscoridis insula' (eiland). Onderaan het eiland staat 'Dioscoridis ciuitus' (stad). Linksboven het Arabisch Schiereiland. In werkelijkheid ligt het eiland een kwartslag gedraaid en bestaat het kleine eiland aan rechterbovenzijde niet. Ook ligt het eiland in werkelijkheid veel verder naar het westen.

Volgens de 9e eeuwse Arabische historicus Al-Masudi en de 10e eeuwse Arabische geograaf al-Hamdani (in zijn werk Sifat Jazirat ul-Arab of Geografie van het Arabische Schiereiland)[11] stuurde in 330 v. Chr. Alexander de Grote op advies van zijn Griekse mentor Aristoteles een Griekse troepenmacht om Socotra te veroveren en zo de toegang tot de 'beste aloë van de wereld' veilig te stellen. De Grieken verdreven daarbij de aanwezige hindoes van het eiland en hernoemden het eiland tot Dioskouridon nēsos (Διοσκουρίδων νῆσος); "het eiland van de Dioskouren".[2]

Aan het einde van de 2e eeuw v. Chr. schreef de Griekse geograaf Agatharchides dat kooplieden uit Potana naar de "Gezegende Eilanden" (Socotra) kwamen om handel te drijven met Alexandrijnse kooplieden.[12]

In de 1e eeuw v. Chr. schreef de Griekse historicus Diodorus van Sicilië: "Socotra is 's werelds belangrijkste leverancier van wierook en mirre. Het eiland is het begin van de Arabische ‘weg van wierook’: van hieruit worden kostbare harsen en andere waardevolle goederen over zee afgeleverd naar Aden en Qana” (nu Bir Ali). Andere goederen waarin het eiland handelde waren schildpad en drakenbloed. Drakenbloed was zeer kostbaar en werd veel gebruikt in medicijnen en cosmetica.[13]

Het Griekse navigatieboek Periplus van de Erythraeïsche Zee uit de 1e eeuw na Christus, verhaalt over de Socotriërs die zich volgens het handboek in het noordelijke deel van Dioscorides vestigden:

"De inwoners, weinig in getal, wonen aan de ene kant van het eiland, dat in het noorden, het deel dat uitkijkt op het vasteland; het zijn kolonisten, een mengeling van Arabieren en Indiërs en zelfs enkele Grieken, die daar vandaan varen om handel te drijven.[...][Het eiland is] onderworpen aan de koning van het wierookhoudende land [dat is het koninkrijk Hadramaut]."

— Periplus, par. 30 en 31

De Periplus maakt melding van Indiase handelaren uit de Gujaratische steden Barygaza (nu Bharuch) en Hathab (in Bhavnagar). Ook is er epigrafisch bewijs voor handelaren uit het zuidwestelijke Malabar en is op het eiland een tekst aangetroffen in het noordwestelijk-Indiase Kharosthi-schrift.[14]

Zoals ook uit de verschillende rotstekeningen blijkt leidde de zeehandel tot het ontstaan van een gemengde bevolking die afkomstig was van de kusten van de westelijke Indische Oceaan, de Rode Zee, Oost-Afrika[15] en de Middellandse Zee. Uit DNA-onderzoek op enkele tientallen individuen uit de 7e tot de 15e eeuw is echter gebleken dat daarvan meer dan 85% verwantschap had met inwoners van de Jemenitische streek Hadramaut, 14% vermoedelijk een Perzische achtergrond had en ongeveer 2% verwantschap met het Indiase subcontinent.[14] De vroege afkomst van deze inwoners gaat verder voor een groter deel terug op laat-Pleistocene jager-verzamelaars uit de Natufische cultuur, wat erop wijst dat er hier tussen het Pleistoceen en het Holoceen geen volledige volksverhuizingen hebben plaatsgevonden.[14]

In de 4e eeuw daalde de vraag naar harsen en ontstond in plaats daarvan een economie gericht op pastorale veeteelt op basis van transhumance, verdeeld over clangebieden (Socotri: dabar). Dit is nog steeds een belangrijke basis voor veel bewoners van het eiland buiten de grotere plaatsen Hadiboh en Qalansyah.[16]

Middeleeuwen

bewerken

Volgens de overlevering werd de bevolking van Socotra in het jaar 52 bekeerd door de apostel Thomas op zijn reis naar India.[17] Volgens deze overlevering leed hij er schipbreuk en bouwde van het scheepswrak een kerk.[18] In 582 bezocht de Griekse koopman Kosmas Indikopleustes het eiland. Hij schreef dat de bevolking bestond uit Griekse christenen geleid door de Nestoriaanse katholikos van Babylon.[4] Dit is het eerste historische document waarin gesproken wordt over de aanwezigheid van christenen op Socotra.[19]

In het jaar 880 veroverde een Ethiopisch expeditieleger het eiland en werd er een oriëntaals-orthodoxe bisschop ingewijd. De Ethiopiërs werden kort daarna weer verdreven door een door imam Al-Salt bin Malik uit Oman gestuurde scheepsvloot.[20][17]

In de 12e eeuw schreef de Syrische geograaf Yaqut al-Hamawi: "Wie naar het Land van de Zanj gaat, vaart voorbij Socotra. De meerderheid van de bevolking bestaat uit christelijke Arabieren. Vandaar worden aangevoerd aloë en de hars van een boom die alleen op dit eiland groeit."[21]

  NODES
iOS 9
mac 1
Note 1
OOP 3
os 24
Theorie 1