Vincent van Gogh

Nederlands kunstschilder (1853–1890)

Vincent van Gogh (Zundert, 30 maart 1853 – Auvers-sur-Oise, 29 juli 1890) was een Nederlandse kunstschilder.

Zelfportret, 1887
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
bron(nen) in Wikisource
Informatie in externe bronnen:
BP pagina in Biografisch portaal
DBNL pagina in DBNL
IMDb pagina in IMDb
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

Citaten van Vincent van Gogh

bewerken

Citaten voor 1885

bewerken
  • „Hierbij ontvangt gij iets voor uw portefeuille, n.1. een lithografie naar J. Maris, waaronder men wel zou kunnen zetten: 'een arme in het Koninkrijk Gods' [..] Had gelegenheid bij een boekenjood [..] uit te zoeken en niet duur, 13 stuks voor 70 cts [centen]. Dacht, ik er nog enige wilde nemen voor mijn kamertje [..] 1 [prent] naar Jamin (die ook op uw kamertje hangt), een naar M. Maris: dat jongetje dat naar school gaat. 5 stuks naar Bosboom. Van der Maaten, Begrafenis in het koren. Israels, een arme man op de weg 's winters met sneeuw, en Ostade, Atelier. Dan nog Allebe, een oud vrouwtje dat op wintermorgen, als de sneeuw op de straten ligt, water en vuur heeft gehaald [..] De boekenjood had nog veel meer mooie, maar 't kan niet meer lijden en al hang ik zo het een en ander op, ga ik toch niet verzamelen.”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief van Amsterdam, 19 mei 1877 aan zijn broer Theo; De brieven van Van Gogh - 4 delen, red. Han van Crimpen & Monique Berends-Albert, SDU-Uitgeverij, 's-Gravenhage, 1990, brief nr. 11
  • Aanhaling(en): R.M. Verhoog, Kunst in reproductie - academisch proefschrift, Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit van Groningen; gedrukt in eigen beheer, 2004 p. 172
  • Van Gogh studeerde toen theologie in Amsterdam en was nog niet met schilderen bezig. De reeks prenten geeft zijn focus op het sociale' aan. Hij was gek op prenten en zou uiteindelijk 1500 stuks verzamelen, in 15 jaar
  • „Maar de weg die ik ga, moet ik aanhouden; als ik niets doe, als ik niet studeer, als ik niet zoek, ben ik verloren. Dan ben ik te beklagen!”
  • „Bij Mauve was ik een middag en een avond gedeeltelijk en zag veel moois op zijn atelier. Mijn eigen tekeningen interesseerden Mauve meer. Hij heeft mij heel wat wenken gegeven, waar ik blij om ben, en ik ben zoowat met hem afgesproken, dat ik binnen betrekkelijk korte tijd, als ik weer wat studies heb, opnieuw bij hem zal komen. [..] Hij wil mij aan het schilderen hebben”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan broer Theo, begin september 1881, uit Etten (DBNL Van Gogh brieven, p. 256)
  • Aanhaling(en): Charles Moffett , 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p 137
  • Dit was de eerste keer dat Van Gogh de Haagse School-schilder Mauve (getrouwd met een nicht van Vincent) om raad vroeg. Vincent was in deze fase nog niet aan het schilderen.
  • „Gisteren heb ik nog een lesje gehad van Mauve over het teekenen van handen en gezichten, om die dun in de verf te houden. Mauve weet het zo goed..”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan broer Theo, 22 januari 1882, Van Gogh museum / Huygens ING
  • Aanhaling(en): Charles Moffett , 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p 138
  • Kort voor Kerstmis 1881 had Vincent nog een schilderkist met verf, penselen etc.. van Mauve gekregen; hij had ook geregeld dat Vincent als niet-lid mee kon doen met modeltekenen bij Pulchri Studio. Enkele maanden later werd het contact tussen de twee lastiger
  • „Tegenwoordig ga ik nogal eens tekenen met Breitner, een jong schilder die in kennis is met Rochussen, zoals ik met Mauve. Hij tekent heel handig en heel anders weer dan ik, en wij maken dikwijls samen typen in de volksgaarkeuken of de wachtkamer &c. Hij komt nogal eens bij mij op ’t atelier om houtgravures te zien & ik bij hem ook.”
  • Bron: Vincent van Gogh, Brief van Van Gogh aan Theo 203 [174], Den Haag, 13 februari 1882
  • Aanhaling(en): Helewise Berger , Masterthesis Van Gogh en Breitner in Den Haag, Moderne Kunst Faculteit Geesteswetenschappen Universiteit Utrecht, februari 2008, p. 8.
  • Toen Van Gogh in Den Haag de tekenavonden in Pulchri Studio bezocht, begin 1882, ontmoette hij Breitner regelmatig. Anton Mauve (getrouwd met een nicht van Van Gogh) stond hem als bestuurslid van Pulchri toe om deel te nemen aan de tekenlessen die eigenlijk alleen voor de leden bedoeld waren. Breitner en Van Gogh zagen in die jaren zichzelf als 'peintre du peuple' / schilders van het volk
  • „Israëls, een oud man [..] zit in een hoekje bij een haard, waarin een klein brokje turf nog even gloeit in de schemering. [..] Zijn hond die met hem is oud geworden, zit naast hem -, die twee oudjes kijken elkaar aan [..] Anders niets – die schemering, die stilte, die eenzaamheid van die twee oudjes [..] dat nadenken van die oude man, - waarover denkt hij, ik weet het niet, maar het moet een diepe, een lange gedachte zijn..”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan broer Theo, 11 maart 1882 uit Den Haag, Van Gogh museum / Huygens ING
  • Aanhaling(en): Charles Moffett , 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p. 140
  • Vincent beschrijft hier het schilderij 'Oude kameraden' van Jozef Israëls die hij erg waardeerde om zijn gekozen sociale onderwerpen en om de ‘expressie’ die hij daarin wist te bereiken; ook Van Gogh maakte diverse ‘oude mannen’ in die jaren
  • „Zo'n tekeningetje als bijgaand is eenvoudig genoeg van lijnen, doch om als men voor ’t model zit die eenvoudige karakteristieke lijnen te vatten is moeilijk genoeg. Die lijnen zijn nu zo eenvoudig dat men ze met de pen om kan trekken, maar ik zeg nog eens, de kwestie is die grote lijnen te vinden, zodat met een paar strepen of krassen men het essentiële zegt. De lijnen zó te kiezen dat ’t vanzelf spreekt als ’t ware dat ze zo lopen moeten, dat is iets dat echter niet vanzelf gaat.”
  • „Heden ben ik Mauve tegengekomen en heb een zeer betreurenswaardig gesprek met hem gehad waarbij het mij duidelijk is geworden dat Mauve & ik voor altijd gescheiden zijn. [..] Mijn verzoek aan hem was dat hij mijn werk zou komen zien en daarna spreken over de zaken. Mauve weigerde dat volstrekt, "Naar U toekomen doe ik zeker niet, het is glad uit". Eindelijk zeide hij "gij hebt een venijnig karakter". Toen draaide ik mij om..”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan broer Theo, 7 mei 1882, Van Gogh museum / Huygens ING
  • Aanhaling(en): Charles Moffett , 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p. 139
  • Vincent schreef Theo toen voor het eerst over zijn relatie met Sien - een op dat moment zwangere prostituee die hij verzorgde; hij vermoedde dat de Haagse schilders dit te weten waren gekomen, waarop Mauve hem direct liet vallen
  • „Het is niet de taal van de schilders zozeer, als de taal van de natuur, waar men naar luisteren moet. Ik kan me nu beter begrijpen, dan ruim een half jaar geleden, waarom Mauve zei: 'Praat me toch niet over Dupré [Franse Barbizonschilder,] praat me liever over die slootkant of zoo iets'. [..] Het voelen van de dingen zelf, van de werkelijkheid is van meer belang dan het voelen van schilderijen, althans het is vruchtbaarder en meer levenswekkend.”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan broer Theo, 21 juli 1882, Van Gogh museum / Huygens ING
  • Aanhaling(en): Charles Moffett , 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p 138
  • Van Gogh had besloten om - ook op aanraden van Anton Mauve - weer dagelijks te gaan tekenen, zowel mensen als landschap. Met vanaf zijn 16e jaar al werken bij kunsthandel Goupil was hij erg verbonden aan de 'taal van schilderijen'
  • „Twee dingen die eeuwig waar blijven en elkaar aanvullen zijn m.i. – doof uw inspiratie en verbeeldingskracht niet uit, wordt geen slaaf van 't model – en het andere, neem model en bestudeer het want anders krijgt Uw inspiratie geen plastisch corps.”
  • „Ik heb bij ’t maken gezegd tot mijzelf – laat ik niet weggaan voor er iets herfstavondachtigs in is, iets mysterieus, iets waar ernst in zit. Ik moest echter – daar dit effekt niet blijft – snel schilderen, de figuren zijn in eenige krachtige streken met een stevige kwast er op gezet – in eens. Het trof mij hoe stevig die stammetjes in den grond zaten – ik begon ze met ’t penseel – doch om reden van dien grond die reeds geëmpateerd was – zonk een penseelstreek weg als niets – toen kneep ik wortels en stammen er in uit de tube – en modeleerde die wat met ’t penseel.– Ja – nu staan ze er in, spruiten er uit – staan er in geworteld met kracht. In zekeren zin ben ik blij dat ik geen schilderen geleerd heb. Alligt had ik dan geleerd zulke effekten als dit voorbij te loopen – nu zeg ik, neen – maar juist dat moet ik hebben – is ’t niet mogelijk dan is ’t niet mogelijk – ik wil ’t beproeven ofschoon ik niet weet hoe het hoort. Hoe ik het schilder weet ik zelf niet..”
  • Bron: Vincent van Gogh, Brief uit Den Haag, d.d. 2 september 1882, aan broer Theo
  • Aanhaling(en): G.H. Marius, De Hollandsche Schilderkunst in de 19e eeuw, Martinus Nijhoff, s-Gravenhage, 1903/1920, p. 268
  • G.H. Marius dateerde de brief ten onrechte in 1885 toen Van Gogh niet meer in Den Haag woonde. Zij vond dit citaat van groot belang vanwege zijn beschrijving van hoe hij een herfstlandschap in het bos onderging, maar vooral hoe hij dit toen vrij direct schilderde
  • „Er was een corps schilders, schrijvers, artisten enfin, die ondanks hun verdeeldheden eenheid hadden en eene kracht waren. Zij wandelden niet in ’t donker doch hadden dit licht dat ze terdeeg wisten wat ze wilden en niet twijfelden. Ik spreek van den tijd toen Corot, Millet, Daubigny, Jacque, Breton, jong waren, in Holland Israels, Mauve, Maris &c. [..] hun warmte, hun vuur, hun enthousiasme, wat waren het sublieme dingen. [..] ..maar door onze liefde voor dien tijd weten we er van wat we er van weten – laat ons het niet vergeten – ’t kan te pas komen..”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan broer Theo, 24 november 1882 uit Den Haag, Van Gogh museum / Huygens ING
  • Aanhaling(en): Charles Moffett , 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p. 139
  • Vincent beschrijft hier de kunstenaars die hij erg waardeerde in zijn Haagse tijd, en die hij al vanaf zijn 16e leerde kennen, toen zowel hij als Theo werkten voor kunsthandel Goupil
  • „Het komt mij voor pligt van een schilder te zijn, te trachten eene gedachte in zijn werk te leggen. In dit blad [de litho ‘oude man die koffie drinkt’ ] wou ik trachten dit te zeggen [..] dat het mij voorkomt een van de sterkste bewijzen voor ’t bestaan van "quelque chose là haut" [iets hogers], waarin Millet geloofde, in ’t bestaan van een God..”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan broer Theo, 26-27 november 1882 uit Den Haag, Van Gogh museum / Huygens ING
  • Aanhaling(en): Charles Moffett , 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p. 140
  • Vincent beschreef Theo het doel van zijn werk in die jaren, sterk geïnspireerd door Millet, en door Jozef Israëls die dit onderwerp ‘zoo fameus mooi heeft gedaan’
  • „[tegen Mauve] Wat komt er dat op aan, al doe ik het met mijn hakken [ het schilderen], als het maar goed is, en het [het] maar doet. (c. 1882)”
  • Bron: Anton Kerssemakers, in De Amsterdammer, weekblad voor Nederland, 14 en 21 april 1912
  • Aanhaling(en): Charles Moffett , 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p 138
  • Kerssemakers kende Vincent van zijn tijd in [w:Nuenen
  • „Ditmaal schrijf ik U heel uit den achterhoek v. Drenthe, waar ik gekomen ben na een eeuwig lange vaart in de trekschuit [..] stel U voor de oevers van ’t kanaal als mijlen en mijlen Michels of Th. Rousseau’s b.v., van Goyens of Ph. de Konink. Vlakke plannen of strooken verschillend van kleur, die smaller & smaller worden naarmate ze den horizon naderen. Hier & daar geaccentueerd door een plaggen keet of kleine boerderij of een paar schrale berkjes, populieren, eiken.– Overal stapels turf [..] Hier en daar magere koeijen van fijne kleur, dikwijls schapen – varkens.– De figuren [mensen] die nu & dan verschijnen in de vlakte zijn van een groot karakter meestal..”
  • Bron: Brief van Vincent van Gogh aan broer Theo, Nieuw-Amsterdam, c. Woensdag 3 oktober 1883; originele brief, locatie Van Goghmuseum Amsterdam, inv. no. b353 V/1962
  • Aanhaling(en): OudHoogeveen Community, 12 september 2019
  • Vincent beschrijft zijn allereerste impressies van Drenthe (waar hij drie maanden schilderde) in de taal van schilderijen; deels omdat zij beiden een aantal jaren in de kunsthandel Goupil werkten en Theo die taal dus ook verstond?
  • „Werken op techniek dus – moet men in zoverre men beter juister inniger moet zeggen wat men voelt doch [..] Waarom ik dit zeg is omdat ik meen opgemerkt te hebben dat gij soms in uw eigen werk dingen niet goed vindt [..] In mijn oog is uw techniek beter dan b.v. die van Haverman – omdat uw penseelstreek reeds dikwijls iets eigenaardigs kennelijks gemotiveerds en gewilds heeft wat bij Haverman eeuwige conventie is [en] altijd aan ‘t atelier herinnert, niet aan de natuur..”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan Anton van Rappard april 1884, uit Nuenen
  • Aanhaling(en): Charles Moffett, 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p. 141
  • Vincent maakte aan de hand van zijn waardering voor het werk van vriend Van Rappard hier duidelijk dat voor hem de schildertechniek slechts een onderdeel moest blijven van het schilderdoel
  • „..kwesties [..] waaraan ik voortdurend denk, juist sedert ik den laatsten tijd dat ik in Den Haag was, indirect dingen hoorde die [Jozef] Israëls gezegd had over in een lage toonladder beginnen en betrekkelijk nog donkere kleuren reeds licht te laten doen. Enfin het licht uitdrukken door oppositie met donker. Ik weet al wat ge zegt van 'te zwart', maar tevens ben ik nog niet volkomen overtuigd, dat om nu maar één ding te noemen, een grijze lucht altijd MOET geschilderd worden in den localen toon. Wat Mauve [wel] doet.”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan broer Theo vanuit Nuenen, midden juni 1884
  • Aanhaling(en): Charles Moffett, 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p. 142
  • Met 'toon'ladder wordt hier bedoeld de kleurtoon, dus de grijswaarde van kleur. Van Gogh was in deze tijd hard bezig met alle schetsen in olieverf voor 'De Aardappeleters'; ook hiervoor had hij inspiratie gevonden in een werk van Jozef Israëls, 'Het karige Maal' uit 1876

Citaten vanaf 1885

bewerken
  • „Zeg hem dat mijn groot verlangen is zulke onjuistheden te leeren maken, zulke afwijkingen, omwerkingen, veranderingen van de werkelijkheid, dat het mogten worden, nu ja – leugens als men wil – maar – waarder dan de letterlijke waarheid.
    aangehaald als: „Zeg hem, dat mijn groot verlangen is zulke onjuistheden te leren maken, zulke afwijkingen, omwerkingen, veranderingen van de werkelijkheid, dat het mocht worden – nu ja! – leugens als men wil, maar - waarder dan de letterlijke waarheid.”
  • „Wat mijn werk aangaat, het geval van die aardappeleters waarvan gij de lithografie zaagt is een motief dat ik trachtte te schilderen, medegesleept zijnde door de eigenaardige verlichting van de groezelige hut.- Het staat in een zóó laag gamma dat de lichte kleuren, op wit papier b.v. gesmeerd, wel inktvlekken zouden lijken en – op het doek doen ze als lichten wegens de groote krachten die er tegen staan, b.v. pruissisch blaauw zoo maar zonder menging er op gezet.”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan Anton van Rappard vanuit Nuenen, 18 augustus 1885
  • Aanhaling(en): Charles Moffett, 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p. 142
  • Kort geleden was Van Rappard bij Vincent op bezoek geweest in Nuenen; beide toen schilders van het landleven! Ze bekeken en becommentarieerden elkaars werk mondeling en in brieven
  • „Ik wilde U dan nog zeggen dat ik sedert ge [Anton van Rappard] hier waart een vrij groot aantal koppen schilderde en nog al veel figuren van boeren, spitters, wieders, oogsters teekende.– Dat bij dat alles hetzij direkt hetzij indirect mij bezig hield de groote kwestie – kleur.– Ik bedoel de breking der kleuren, rood met groen, blaauw met oranje, geel met violet.– Het steeds zamengaan der complementaire kleuren, hun invloed op elkaar.– Waarvan de natuur even vol is als van licht & bruin.”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan Anton van Rappard vanuit Nuenen, 18 augustus 1885
  • Aanhaling(en): Charles Moffett, 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p. 142
  • Dit citaat van Van Gogh beschrijft zijn sterke focus in 1885 op de kleurbreking en kleurmenging, die hij toen onder andere in het werk van [Jozef] Israels zo sterk herkende en bewonderde
  • „Ik zag twee schilderijen van [Jozef] Israels in Amst. [Amsterdam], namelijk de Visscher v. Zandvoort en – een van zijn allerlaatsten, eene oude vrouw, in elkaar gebogen als een pak lorren, bij eene bedstede waar ’t lijk van haar man in ligt. Beiden vond ik weer meesterlijk. – Laat men lullen van techniek wat men wil met pharizeesche holle schijnheilige woorden – de ware schilders – laten zich leiden door die conscientie die men sentiment noemt, hun ziel, hun hersenen zijn niet voor ’t penseel maar ’t penseel is voor hun hersenen. Ook is het doek bang voor een echt schilder en niet de schilder bang voor ’t doek.”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan broer Theo, c. 10 oktober 1885, vanuit Nuenen; Van Gogh museum / Huygens ING
  • Aanhaling(en): Charles Moffett, 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p. 141
  • Dit radicale citaat geeft duidelijk aan dat Vincent op het einde van zijn periode in Nuenen [bij zijn ouders wonend] 'het sentiment' als hoofddoel van een schilderij zag - en de schildertechniek als ondergeschikt daaraan; hij had zelf in mei 1885 De Aardappeleters afgemaakt
  • „Zie de Visscher van Zandvoort eens, en waar is die mee geschilderd, is die geschilderd met rood, met blauw, met geel, met zwart, en wat vuil wit, met bruin (alles goed gemengd en gebroken), of niet? Als [Jozef] Israëls zegt dat men niet zwart moet zijn, bedoelt hij zeker nooit dat wat ze er nu van maken, hij bedoelt dat men kleur geve in de schaduwen, maar dat sluit geen enkele [kleur]gamma hoe laag ook, ook die der zwarten, en bruinen en diepe blauwe natuurlijkerwijs ..] juist niet uit.”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan broer Theo, c. 10 oktober 1885, vanuit Nuenen; Van Gogh museum / Huygens ING
  • Aanhaling(en): Charles Moffett, 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p. 141
  • Van Gogh herkende in dit schilderij van Israëls uit 1856 notabene! het gebruik van de genoemde primaire kleuren, waar hij zelf op dat moment nog nauwelijks gebruik van maakte, zoals in bijvoorbeeld zijn Aardappeleters-werken uit 1885
  • „Ik heb nog altijd de hoop dat ons met het portret nog een mooie revolutie te wachten staat.”
  • „Het doet me altijd genoegen dat de Millets het goed blijven doen. Maar wat zou ik graag willen dat er meer goede reproducties van Millet waren, zodat het bij het volk terecht kwam. Het oeuvre is vooral subliem als je het in z'n geheel beschouwt en het wordt steeds moeilijker om je er een idee van te vormen als de schilderijen verspreid raken.”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief van Vincent van Gogh aan zijn broer Theo, c. 9 juli 1889; De brieven van Van Gogh - 4 delen, red. Han van Crimpen & Monique Berends-Albert, SDU-Uitgeverij, 's-Gravenhage, 1990, brief nr. 79
  • Aanhaling(en): R.M. Verhoog, Kunst in reproductie - academisch proefschrift, Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit van Groningen; gedrukt in eigen beheer, 2004 p. 183
  • Citaat van Van Gogh beschrijft zijn levenslange liefde voor het werk van de Franse schilder Millet, (die hij in 1889 juist ook zelf naschilderde, zoals in zijn 'Zaaier'). Maar ook was het zijn wens dat Millet's kunst door prenten verspreid zou worden onder 'het volk'
  • „Van ons schilders wordt altijd verwacht dat wij zelf componeren en alleen maar componisten zijn [..] maar in de muziek gaat het zo niet [..] Goed, vooral nu ik ziek ben [geestelijk in de war], probeer ik iets te maken om me te troosten, iets voor mijn eigen genoegen: ik zet de zwart wit afbeelding van of naar Delacroix of Millet als motief voor me neer. En dan improviseer ik daarop met kleur. [..] Mijn penseel beweegt dan ook tussen mijn vingers als een strijkstok over een viool en helemaal voor mijn genoegen.”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief van Vincent van Gogh aan zijn broer Theo, 19 september 1889; De brieven van Van Gogh - 4 delen, red. Han van Crimpen & Monique Berends-Albert, SDU-Uitgeverij, 's-Gravenhage, 1990, brief nr. 80
  • Aanhaling(en): R.M. Verhoog, Kunst in reproductie - academisch proefschrift, Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit van Groningen; gedrukt in eigen beheer, 2004 p. 38
  • Vincent liet zich vanwege zijn psychische verwardheid in 1889 vrijwillig opnemen te Saint-Rémy-de-Provence, waar hij een klein atelier kreeg. In de herfst schilderde hij kopieën naar schilderijen van o.a. Rembrandt, Delacroix, en vier doeken naar Millet
  • Gauguin en Bernard [..] vragen helemaal niet naar de juiste vorm van een boom, maar staan erop dat men zegt of die rond of vierkant is [..] zij vragen niet naar de juiste tint van de bergen, maar zij zeggen: verdomd, de bergen waren blauw, gooi er dan blauw tegenaan en komt niet aan met: het was blauw, een beetje als dit of als dat; het was toch blauw. Wel – maak het dan blauw en daarmee uit.”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan broer Theo vanuit Saint-Remy, 19 september 1889
  • Aanhaling(en): Charles Moffett, 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p. 141
  • Van Gogh hield zich er in 1889 niet meer mee bezig om de kleuren van de natuur precies te volgen, maar gaf zichzelf daarin de nodige speelruimte, zoals ook Gauguin en Bernard volgens hem deden
  • „..Het is wel mogelijk dat ik van die voortreffelijke Mauve een onbegrensde bewondering voor van Meissonier heb geërfd [..] Wat Mauve dikwijls herhaalde was ongeveer dit: als men in kleur wil schilderen, moet men ook de hoek van een schoorsteen kunnen schilderen of een interieur zoals Meissonier dat doet.”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief aan kunstcriticus Albert Aurier, 9/10 februari 1890 vanuit Saint-Rémy-de-Provence, Van Gogh museum / Huygens ING
  • Aanhaling(en): Charles Moffett , 'Vincent van Gogh en de Haagse School', in De Haagse School.., red. Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas; Haags Gemeentemuseum/Dienst Verspreide Rijkscollecties, Den Haag, 1983, p. 139
  • Vincent was blij en verbaasd over de positieve recensie die Aurier over hem had geschreven, maar relativeerde de daarin gestelde invloed van Meissonier op zijn eigen werk; daarbij blijkt dat hij Mauve nog steeds sterk waardeerde als zijn vroegere leraar
  • „Ik zeg je nogmaals dat ik altijd van mening zal zijn dat jij iets anders bent dan een eenvoudige handelaar in Corots, dat jij via mij deel hebt aan de productie zelf van sommige doeken die zelfs in de ontreddering hun kalmte behouden.”
  • Origineel in het Frans:
    “[J]e te le redis encore que je considererai toujours que tu es autre chose qu'un simple marchand de Corots, que par mon intermediaire tu as ta part à la production même de certaines toiles, qui même dans la débacle [sic] gardent leur calme.”
  • Bron: Vincent van Gogh, niet-verstuurde brief aan Theo van Gogh, 23 juli 1890 vanuit Saint-Rémy-de-Provence, Van Gogh museum / Huygens ING
  • Aanhaling(en): Broederliefde: Vincent & Theo, Van Gogh museum (bezocht 9 januari 2024)
  • Dit citaat komt uit een onafgewerkte en niet-verstuurde brief aan Theo van Gogh, gevonden op het lichaam van Vincent na diens zelfmoord. W.H. Auden koos de zinssnede "Calm Even in the Catastrophe" tot de titel waaronder hij een Engelse uitgave van Van Goghs correspondentie besprak (Encounter, 1959, nr. 4, p. 37-40). In de ontreddering de kalmte bewaren was ook een tentoonstelling rond Van Gogh (Arnhem, 2015).

Citaten over Vincent van Gogh

bewerken
  • „[tegen Anton Mauve: Hij teekent verdomd goed, ik zou naar zijn studies kunnen werken. [..] [tegen Vincent:] ..ze noemen mij: het zwaard zonder genade, en dat ben ik ook, en ik zou 't niet tegen Mauve gezegd hebben, als ik geen goeds gevonden had in je studies. [..] ..en Mauve heeft toen tegen [kunsthandelaar] Tersteeg je partij getrokken, en ik was daarbij tegenwoordig, en als 't weer voorkomt, zal ik nu ik je werk gezien heb, zelf ook partij voor je trekken.”
  • Bron: Vincent van Gogh, brief (175) uit Den Haag, februari 1882, aan broer Theo
  • Aanhaling(en): DBNL: Maatschappij voor goede en goedkope lectuur, Brieven aan zijn broeder. Deel 1(1914)–Vincent van Gogh, Amsterdam, 1914 p. 350
  • Citaat is van J. H. Weissenbruch, maar verwoord door Van Gogh zelf, in zijn brief aan broer Theo, kort nadat hij de Haagse schilder had ontmoet. Mauve had Weissenbruch gevraagd wat ie vond van het werk van Vincent, omdat 'Weiss' sterk werd gewaardeerd onder de lokale kunstenaars; hij was duidelijk en eerlijk
  • „Jij bent zijn criticus, dus vergeet hem niet, probeer een paar woorden te schrijven om iedereen te vertellen dat zijn begrafenis een waardige finale was, de bekroning van zijn grote geest en zijn grote talent.”
  • Origineel in het Frans:
    “[...] Ne l'oubliez donc pas et tachez, vous son critique, d'en dire encore quelques mots pour que tous sachent que son enterrement fut une apothéose vraiment digne de son grand cœur et de son grand talent.”
  • Bron: Brief van Émile Bernard aan Albert Aurier, d.d. 2 augustus 1890, vier dagen na Van Goghs dood
  • Aanhaling(en): Koen Kleijn, Doodgelopen in een korenveld, De Groene Amsterdammer, 22 juli 2015
  • „Hoe verklaren we 'De Zaaier' anders dan vanuit het idee over de noodzakelijke komst van een verlosser, zaaier van de waarheid, die de slechte toestand van onze kunst zal verbeteren..”
  • Bron: Albert Aurier, in Mercure de France, januari 1890, p. 24
  • Aanhaling(en): VanGoghmuseum, 'Baken voor de moderne kunst'
  • Als een van de eersten schreef de Franse kunstcriticus Aurier lovend over het werk van Vincent van Gogh, nog tijdens zijn leven! Hij roemde de expressie van kleur en toets maar vooral de symbolische uitdrukkingskracht van de schilder
  • „Vandaag ben ik op de expositie van Van Gogh geweest. Ik kan het niet helpen, maar ik vind het kunst voor Eskimo's, ik kan er niet van genieten. Ik vind het eerlijk grof en onhebbelijk, zonder de minste distinctie, en buitendien alles nog een gestolen goedje van Millet en anderen.”
  • Bron: G. H. Breitner, brief aan Mrs. Van der Weele, (nr. 36), 25 Dec. 1892
  • Aanhaling(en): Victorine Hefting, 'Brieven van G.H. Breitner aan H.J. van der Weele', in Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 27 1976, pp. 112-172
  • Tien jaar eerder hadden Van Gogh en Breitner nog samen in de volksbuurten van Den Haag geschetst. Breitner bezocht de grote Van Gogh-tentoonstelling in de Panorama Zaal, december 1892
  • „De legende wil dat Vincent van Gogh het prototype is van de lijdende kunstenaar. Hij is de mens die uit zijn mensheid treedt om kunst te maken met totale toewijding en een haast religieuze motivatie. Daarvoor offert hij zijn gezond verstand, een deel van zijn lichaam en uiteindelijk zelfs zijn leven. In naam van alle kunstenaars. Van Gogh is de Jezus Christus van de moderne kunst.”
  • Bron: Pieter van Os en Sander Pleij, De mythe die te groot is, De Groene Amsterdammer, 30 augustus 2003.
  • Aanhaling(en): Thomas Vaessens, Geschiedenis van de moderne Nederlandse literatuur, Uitgeverij Vantilt, Amsterdam en Nijmegen, 2013, ISBN 9789460041334, p. 87.
bewerken

Galerij van werken - chronologisch

bewerken
  NODES
COMMUNITY 1
Project 1