Dezember m

  1. december


Maanden in het Duits
Januar
januari
Februar
februari
März
maart
April
april
Mai
mei
Juni
juni
Juli
juli
August
augustus
September
september
Oktober
oktober
November
november
Dezember
december



Dezember m

  1. december


Maanden in het Luxemburgs
Januar
januari
Februar
februari
Mäerz
maart
Abrëll
april
Mee
mei
Juni
juni
Juli
juli
August
augustus
September
september
Oktober
oktober
November
november
Dezember
december



  • De·zem·ber
  • Ontleend aan het Duitse woord  Dezember zn , dat van het Latijnse woord  decem ht  komt
  enkelvoud
nominatief   der Dezember  

Dezember, m

  1. (tijdrekening) december
    «Der Belsnickel kummt uff em 24. Dezember un er bringt Sache fer die Kinner.»
    De Belsnickel komt op 24 december en brengt dingen voor de kinderen.
Maanden in het Pennsylvania-Duits
Yenner Hanning
Harning
Febrewaar
Febreweri
Matz
Maerz
Marz
Abril
Abrill
Moi Tschunn
Tschuun
Tschulei Aagscht
Aaguscht
Augscht
Auguscht
September Oktower Nofember
November
Dezember
Diesember
Disember
januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
  NODES