• Jo·han·nes
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Johannes Johanness Johannesen
verkleinwoord Johannesje Johannesjes Johannesjes

Johannes m

  1. (religie) naam van verschillende personen in de Bijbel
    1. zoon van Kareach, aanvoerder in de tijd van Gedalja (15x: 2 Kon. 25:23, Jer. 40:8 +)
    2. zoon van Hakkatan; keert met Ezra terug uit de ballingschap in Babel (Ezra 8:12)
    3. (klein)zoon van de hogepriester Eljasib; bij hem trekt Ezra zich een nacht terug; andere naam: Jehochanan; mogelijk identiek met Jonatan (Neh. 12:22, 12:23)
    4. nakomeling van David, zoon van Josia (1 Kron. 3:15)
    5. nakomeling van David, zoon van Eljoënai (1 Kron. 3:24)
    6. nakomeling van Aäron, zoon van Azarja, vader van Azarja (1 Kron. 5:35, 5:36)
    7. afstammeling van Benjamin; sluit zich in Siklag aan bij David (1 Kron. 12:5)
    8. afstammeling van Gad; sluit zich in Siklag aan bij David (1 Kron. 12:13)
    9. zoon van de priester Zacharias; profeet die gelovigen, waaronder Jezus, doopte in de Jordaan (9x Matt. 3:1, 11:11, 14:2, 16:14, 17:13, Mark. 6:24, 8:28, Luc. 7:20, 9:19)
    10. een van Jezus' twaalf discipelen, traditioneel beschouwd als schrijver van een Evangelie en drie brieven in het Nieuwe Testament; volgens sommige opvattingen zou de auteur een andere volgeling van Jezus zijn
    11. naar Patmos verbannen christelijke prediker, auteur van de Openbaring
  2. (religie) benaming voor vier boeken in de Bijbel
    1. een van de vier Evangeliën
    2. drie brieven, aangeduid als 1 Johannes, 2 Johannes en 3 Johannes
  3. (mannelijke naam) een jongensnaam
  4. (spellingsalfabet) spelwoord van het Nederlandse spellingalfabet voor de letter j
[2] boeken in de christelijke Bijbel
 Oude Testament  


 Apocriefen  
aanvullingen op boeken
hiervoor gemarkeerd met
*
 Nieuwe Testament  
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
  NODES