• Mo·ne·gas·kisch
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Monegaskisch - -
verkleinwoord - - -

het Monegaskischo

  1. geen meervoud (taal) de traditionele taal van Monaco, die daar ook nu nog wordt gesproken
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen Monegaskisch Monegaskischer
verbogen Monegaskische Monegaskischere
partitief Monegaskisch Monegaskischers -

Monegaskisch

  1. (demoniem) op Monaco betrekking hebbend
  NODES