• a pri·o·ri
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bijwoord: vooraf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1658 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord a priori a priori's
verkleinwoord a priorietje a priorietjes

het a priorio

  1. wat van tevoren vaststaat

a priori

  1. (filosofie) zonder voorafgaande zintuiglijke waarneming gebaseerd op rede, bij voorbaat, van tevoren. Het gaat om een soort kennis die de ervaring 'vooraf' gaat. Het tegengestelde is a posteriori
    • Tevens wordt a priori aangenomen dat de banden met Nederland sterker zijn dan de banden met het land van herkomst. 
  NODES
Done 1
see 1