• aan·vals·kracht
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvalskracht aanvalskrachten
verkleinwoord

de aanvalskrachtv / m

  1. (sport) (militair) vermogen om de tegenstander actief tegemoet te treden
     Uiteindelijk won de kwaliteit het van de illusie. De aanvalskracht van de schaamteloze keus voor de verdediging. Goliath van David. De nummer twee van Engeland van de nummer zeven van Spanje. Villarreal, dat in de knock-out fase nog niet had verloren, zwichtte onder de druk van Anfield, wat geen schande is. Drie jaar geleden werd FC Barcelona er nog met 4-0 vernederd in een zinderende return[1]
     Daar is de technische staf volgens trainer Jeffrey Scharbaai zeer content met haar komst. „Maureen draait al een tijdje mee in de top van de eredivisie. Ze is een fysiek sterke speelster, met veel aanvalskracht en een goed blokkerend inzicht. Ze kan zorgen voor een goede balans in het team en is daarmee een waardevolle aanwinst.”[2]
  1.   Weblink bron “Van Dijk zet met Liverpool flinke stap richting Champions League-finale” (27 apr. 2022), Tubantia
  2.   Weblink bron “Eurosped versterkt zich met Maureen van der Woude van Regio Zwolle” (02-05-2022), Tubantia
  NODES