• af·ras·pen

afraspen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afraspen
raspte af
afgeraspt
zwak -t volledig
  1. met een rasp iets vanaf de buitenkant verwijderen
    • Hij zei ook dat de saneringsoperatie die op stapel staat, niet zal kunnen gebeuren volgens het recept dat de Vlaamse regering toepaste: de kaasschaafmethode, overal een beetje afraspen. [2] 
    • Ik begin meer en meer dingen te denken als
      Ouder worden is de genade om te horen
      Hoe de bijen verdroogde bloemstengels afraspen
      Gelatenheid is het geluk
      Van de galwesp in de nooit opgemerkte inktappel [3]
       
87 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 29 AUGUSTUS 2011 Maarten Goethals Groen! wil banken aan banden leggen
  3. Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jaargang 24(1971) Paul SnoekIets om bladstil te lachen
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES
eth 2