akkoord
- ak·koord
- via Middelnederlands accort zn van Frans accord zn , in de betekenis van ‘overeenkomst’ voor het eerst aangetroffen in 1290 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | akkoord | akkoorden |
verkleinwoord | akkoordje | akkoordjes |
het akkoord o
- overeenkomst
- Na lang onderhandelen was er eindelijk een akkoord bereikt.
- (muziek) samenklank van minimaal 3 verschillende tonen
- De muzikant sloeg een akkoord aan op de piano.
- [1] deal, eenstemmigheid, entente, overeenkomst
- [1] afspraak, overeenstemming
- [2] arpeggio, drieklank, interval, kwint, meerstemmigheid, samenklank, terts, vierklank, vijfklank
- [1] een akkoord bereiken
- [2] een gebroken akkoordeen akkoord waarvan de tonen kort na elkaar beginnen of eindigen
muziekakkoorden
overige akkoorden
|
1. overeenkomst
niet akkoord gaan met iets
|
2. samenklank van drie of meer, verschillende tonen
stellend | |
---|---|
onverbogen | akkoord |
verbogen | - |
- in orde, in een toestand waarin overeenstemming bestaat
- Haar voorstel is helemaal akkoord.
- akkoord gaan met
- akkoord zijn met
akkoord!
- daar ben ik het mee eens
- Het woord akkoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "akkoord" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ akkoord op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "akkoord" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be