back
- back
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | back | backs |
verkleinwoord | - | - |
de back m
- (sport) verdediger, achterspeler
- achter(kant)
vervoeging van |
---|
backen |
back
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van backen
- Ik back.
- gebiedende wijs van backen
- Back!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van backen
- Back je?
- Het woord back staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "back" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ back op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "back" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- [A] erfwoord via Middelengels bak van Angelsaksisch bæc. Teruggaand op West-Germaans *bak, Protogermaans *baką, Indo-Europees *bʰeg-
- [B] Van Frans bac (ook verwant met Nederlands bak zn )
enkelvoud | meervoud |
---|---|
back | backs |
[A] back
- (anatomie) rug zn [1]
- achterkant, achterzijde
- achterste deel, achterste gedeelte
- (scheepvaart) kiel zn
- (sport) achterhoedespeler
- (meubel) rugleuning
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to back |
he/she/it | backs |
verleden tijd | backed |
voltooid deelwoord |
backed |
onvoltooid deelwoord |
backing |
gebiedende wijs | back |
back
- onovergankelijk terugkrabbelen, zich terugtrekken
- onovergankelijk, (scheepvaart) krimpen ww [3] (v.d. wind)
- overgankelijk ondersteunen, steunen ww , stutten ww
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
back | more back | most back |
back
back
enkelvoud | meervoud |
---|---|
back | backs |
[B] back
- ondiep vat
- (scheepvaart) veerboot
- In onderzoek van 2014-2018 door het Centrum voor Leesonderzoek werd "back" herkend door:
100 % | van de Amerikanen; |
100 % | van de Britten.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be
- back
(ich) back
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van backe