Verschillende beenvisachtigen.
  • been·vis·ach·ti·gen
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord - beenvisachtigen
verkleinwoord - -

de beenvisachtigenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord beenvisachtige
     De ademhaling bij beenvisachtigen met inwendige kieuwen gaat als volgt: de bek gaat open en de vis zuigt zijn bek vol met water, de bek sluit zich en het water wordt door verkleining van de mondholte langs de kieuwen naar de kieuwholten geperst.[1]
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (dieren) een superklasse Osteichthyes   van vissen die in tegenstelling tot de kraakbeenvissen (Chondrichthyes  ) in de regel een skelet hebben dat uit echt bot bestaat. De overgrote meerderheid van alle vissen behoren tot deze groep. Met 28.000 soorten vormen de beenvisachtigen de grootste groep binnen de gewervelden. De beenvisachtigen wordt onderverdeeld in twee groepen: de straalvinnigen (Actinopterygii  ) en kwastvinnigen (Sarcopterygii  )
     Volgens de onderzoekers is het nieuwe exemplaar daarom misschien wel de grootste vis die ooit gezien werd. Al is een kanttekening wel nodig. Het gaat hier specifiek over beenvisachtigen.[2]
  • De gewervelde landdieren stammen ook af van deze vissen en horen dus ook in deze superklasse, maar in het gewone spraakgebruik wordt deze aanduiding in de regel voor zeedieren gebruikt.


  1.   Weblink bron
    Bompa Borgmans
    “Nemen van een kieuwstaal” (13 mei 2020) op interkoi.eu
  2.   Weblink bron “Mogelijk grootste vis ooit gevonden op de Azoren” (19 oktober 2022) op nrc.nl  
  NODES