bloemsteel

Nederlands

bloemsteel

Uitspraak

• Geluid:  bloemsteel    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bloem·steel

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bloem zn  en  steel zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bloemsteel	bloemstelen
verkleinwoord	bloemsteeltje	bloemsteeltjes

Zelfstandig naamwoord

de bloemsteel m

1. stengel die een bloem verbindt met de rest van de plant

   ▸ Ze ligt plat op haar buik aan een bloemsteel te knabbelen.

   ▸ Nog ouder is de herinnering aan het rottende ei dat ik gevouwen in een pop van brood rond moest dragen op een stok. Iets met Pasen en een optocht –terwijl wij als protestanten aan dat soort roomse fratsen niet deden. Of de warme bloemstelen in mijn zwetende kinderhanden tijdens de Avondvierdaagse. Een zonnesteek. Eindeloos verdwalen. Het geluid van gierzwaluwen op een stadse avond.

Synoniemen

• bloemstengel, bloeistengel

Gangbaarheid

• Het woord bloemsteel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.