• blok
[A] o enkelvoud meervoud
naamwoord blok blokken
verkleinwoord blokje blokjes

[A] het bloko

  1. vaak hoekig massief stuk materiaal
    • Het blok viel vanaf een redelijke hoogte op zijn teen. 
  2. (techniek), (scheepvaart) draaischijf waaromheen een touw kan worden gevoerd om een goede trekrichting te verkrijgen of om de benodigde trekkracht op het touw te verminderen
    • Een takel kan uit één of meerdere blokken zijn samengesteld. 
  3. (muziekinstrument) onderdeel dat de buis van een eindgeblazen fluit afsluit en een luchtkanaal openlaat dat gericht is op het labium, de lip
    • Het verwijderen en het weer plaatsen van het blok is een karweitje voor de vakman. 
  4. samenvoeging van een verzameling gelijksoortige elementen bijv. huizenblok
    • In Urk is vrijdagavond een blok van zes woningen deels verwoest, deels beschadigd door twee gasexplosies.[4] 
  5. (informatica) fysiek record dat ontstaat door samenvoeging van gelijksoortige logische records
  6. (politiek) verbond van personen of organisaties met dezelfde belangen of opvattingen
    • “In het versplinterde veld van een volgende kabinetsformatie zouden PvdA en GroenLinks een krachtig blok kunnen vormen waar je voor een coalitie niet snel omheen kunt.”[5] 
     Naar de kinderen toe wilden zij als één blok opereren.[6]
  7. aaneengesloten periode die besteed wordt aan één zaak
    • Wel snapte ik deze keer beter wat ze van me wilden. Ik leek meer gewend aan de vraagstelling. Ik heb vorig blok ook een vak gevolgd over tekstanalyse, misschien kan ik daarom nu beter hoofdzaken van bijzaken scheiden. Ik sloeg de belangrijke dingen deze keer gelijk op in m’n hoofd.[7] 
  8. (spoorwegen) elk van de baanvakken waarin een spoorweg door seinen verdeeld is en waarbinnen slechts één trein tegelijk aanwezig mag zijn
  • [1] blok aan het been
    wat een grote hinder voor iemand is
  • [2] met de kloten voor het blok
    in een toestand waarin voortgang onmogelijk is
  • [1] vallen als een blok voor
    hevig verliefd worden op
  • [1] voor het blok zetten
    dwingen tot een keuze
[A] m enkelvoud meervoud
naamwoord blok -
verkleinwoord - -

[A] de blokm

  1. geen meervoud (onderwijs) intensieve studie
  2. geen meervoud (onderwijs) periode van intensieve studie
vervoeging van
blokken

[A] blok

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blokken
    • Ik blok. 
  2. gebiedende wijs van blokken
    • Blok! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blokken
    • Blok je? 
enkelvoud meervoud
naamwoord blok bloks
verkleinwoord blokje blokjes

[B] het bloko

  1. (sport) volleybal: verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
    • Alleen voorspelers mogen een blok voltooien, maar op het moment van het balcontact moet een gedeelte van het lichaam hoger zijn dan de bovenkant van het net. [8]
  2. (wikitaal) aanpassing van de registratie van iemand die zich bij het bewerken van een wiki ongewenst gedraagt zodat deze geen nieuwe bewerkingen meer kan doen
    • Indien de meerderheid van de stemmen is uitgebracht voor handhaving van een blok, dan wordt het kortste blok opgelegd waarvoor het totaal van de stemmen voor dat blok, voor een korter blok of voor geheel opheffen van het blok, minimaal de helft van het totaal aantal uitgebrachte stemmen bedraagt. 
vervoeging van
blokken

[B] blok

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blokken
    • Ik blok. 
  2. gebiedende wijs van blokken
    • Blok! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blokken
    • Blok je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[9]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Oudnederlands Woordenboek
  3. blok op website: Etymologiebank.nl
  4. Maarten Back & Niels Posthumus NRC 3 juni 2016
  5. Christiaan Pelgrim NRC 10 mei 2016
  6. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  7. Milo van Bokkum NRC 19 mei 2016
  8. Nevobo
    Officiële spelregels volleybal 2013 - 2017 (mei 2014)
    ; p. 44; art. 14.1.1; geraadpleegd 2015-02-06
  9.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord blok blokke


  • blok
  • Leenwoord uit het Nederlands

blok

  1. (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen


blok

  1. blok; een vaak hoekig massief stuk materiaal
  2. blok; samenvoeging van een verzameling gelijksoortige elementen bijv. huizenblok
  3. (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen


blok

  1. notitieblok; een aantekenboekje met afscheurbare blaadjes
  2. blok; een vaak hoekig massief stuk materiaal, in het Mofers meestal met betrekking tot hout
  3. (politiek) blok; verzameling gelijksoortig denkende partijen bijv. handelsblok, machtsblok
  4. blok; aaneengesloten periode die besteed wordt aan één zaak


blok

  1. (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen


  • blok

blok monbezield

  1. blok; een stuk materiaal
  2. (politiek) blok; verzameling gelijksoortig denkende partijen bijv. handelsblok, machtsblok
  3. (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
  4. (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen


  • blok

blok m

  1. (sport) startblok; hulpmiddel dat door bepaalde sporters gebruikt wordt om een snelle start te maken
  2. blok; samenvoeging van een verzameling gelijksoortige elementen bijv. huizenblok
  3. (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen


  • blok

blok monbezield

  1. notitieblok; een aantekenboekje met afscheurbare blaadjes
    «Vytáhněte si bloky a dělejte si poznámky.»
    Pakken jullie je notitieblokken erbij en maken jullie aantekeningen.
  2. blok; een stuk materiaal
    «Na stavbu bylo použito sto betonových bloků
    Op de bouwplaats zijn honderd betonblokken gebruikt.
  3. (politiek) blok; verzameling gelijksoortig denkende partijen bijv. handelsblok, machtsblok
    «Blok levicových stran v parlamentu zabránil všem pokusům o důchodovou reformu.»
    Het blok van linkse partijen in het parlement verhinderde alle pogingen om het pensioen te hervormen.
  4. blokkering, blokkade; obstructie, belemmering, verstopping
    «Na matematiku mám nějaký blok, nedokážu se na to ani soustředit.»
    Bij wiskunde heb ik één of andere obstructie, ik kam me er zelfs niet op concentreren.
  5. (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen
    «Prvky bloku d se nazývají přechodné kovy.»
    De elementen in het d-blok worden overgangsmetalen genoemd.
  6. (informatica) blok; een verzameling statements en declaraties
    «V jazyce Pascal se blok ohraničuje klíčovými slovy begin a end.»
    In de progammeertaal Pascal wordt een blok begrensd met de sleutelwoorden begin en end.
  7. (meestal in meervoud) (sport) startblok; hulpmiddel dat door bepaalde sporters gebruikt wordt om een snelle start te maken
    «Běžci zaklekli do bloků a čekají na startovní výstřel.»
    De hardlopers knielen in de startblokken en wachten op het startschot.
  8. (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
  9. blok; samenvoeging van een verzameling gelijksoortige elementen bijv. huizenblok
  1. zápisník monbezield, notes monbezield
  2. kus monbezield
  3. skupina v
  4. zaseknutí o, zneprůchodnění o, znefunkčnění o
  5. bloky monbezieldonbezield


blok

  1. (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen


blok

  1. (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen


blok m

  1. (politiek) blok; verzameling gelijksoortig denkende partijen bijv. handelsblok, machtsblok
  2. (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
  NODES
Done 1
orte 3