blok
- blok
- [A] erfwoord via Middelnederlands bloc van Oudnederlands blok, als persoonsnaam aangetroffen vanaf 1176-1200 [1] [2] [3]
- [B] van Engels block "blokkeren"
[A] o | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | blok | blokken |
verkleinwoord | blokje | blokjes |
[A] het blok o
- vaak hoekig massief stuk materiaal
- Het blok viel vanaf een redelijke hoogte op zijn teen.
- (techniek), (scheepvaart) draaischijf waaromheen een touw kan worden gevoerd om een goede trekrichting te verkrijgen of om de benodigde trekkracht op het touw te verminderen
- Een takel kan uit één of meerdere blokken zijn samengesteld.
- (muziekinstrument) onderdeel dat de buis van een eindgeblazen fluit afsluit en een luchtkanaal openlaat dat gericht is op het labium, de lip
- Het verwijderen en het weer plaatsen van het blok is een karweitje voor de vakman.
- samenvoeging van een verzameling gelijksoortige elementen bijv. huizenblok
- In Urk is vrijdagavond een blok van zes woningen deels verwoest, deels beschadigd door twee gasexplosies.[4]
- (informatica) fysiek record dat ontstaat door samenvoeging van gelijksoortige logische records
- (politiek) verbond van personen of organisaties met dezelfde belangen of opvattingen
- aaneengesloten periode die besteed wordt aan één zaak
- Wel snapte ik deze keer beter wat ze van me wilden. Ik leek meer gewend aan de vraagstelling. Ik heb vorig blok ook een vak gevolgd over tekstanalyse, misschien kan ik daarom nu beter hoofdzaken van bijzaken scheiden. Ik sloeg de belangrijke dingen deze keer gelijk op in m’n hoofd.[7]
- (spoorwegen) elk van de baanvakken waarin een spoorweg door seinen verdeeld is en waarbinnen slechts één trein tegelijk aanwezig mag zijn
-
1. Een geel blok als speelgoed.
-
2. Een blok met vier schijven en een blok met één schijf.
-
3. Het blok (A) van een blokfluit.
-
4. Maquette van een blok met flats in Amsterdam.
- dobbelsteen, houtblok, klontje, kubus
- [1] brok, houtzagerij, klomp
- [2] hijskraan, lift, takel
- [1] blok aan het beenwat een grote hinder voor iemand is
- [2] met de kloten voor het blokin een toestand waarin voortgang onmogelijk is
- [1] vallen als een blok voorhevig verliefd worden op
- [1] voor het blok zettendwingen tot een keuze
|
1. een vaak hoekig massief stuk materiaal
[A] m | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | blok | - |
verkleinwoord | - | - |
[A] de blok m
- geen meervoud (onderwijs) intensieve studie
- geen meervoud (onderwijs) periode van intensieve studie
vervoeging van |
---|
blokken |
[A] blok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blokken
- Ik blok.
- gebiedende wijs van blokken
- Blok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blokken
- Blok je?
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blok | bloks |
verkleinwoord | blokje | blokjes |
[B] het blok o
- (sport) volleybal: verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
- Alleen voorspelers mogen een blok voltooien, maar op het moment van het balcontact moet een gedeelte van het lichaam hoger zijn dan de bovenkant van het net. [8]
- (wikitaal) aanpassing van de registratie van iemand die zich bij het bewerken van een wiki ongewenst gedraagt zodat deze geen nieuwe bewerkingen meer kan doen
- Indien de meerderheid van de stemmen is uitgebracht voor handhaving van een blok, dan wordt het kortste blok opgelegd waarvoor het totaal van de stemmen voor dat blok, voor een korter blok of voor geheel opheffen van het blok, minimaal de helft van het totaal aantal uitgebrachte stemmen bedraagt.
-
1. Speelsters 10 en 13 vormen een blok.
- [1] tweemansblok
- [2] blokpeiling, blokverzoek
vervoeging van |
---|
blokken |
[B] blok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blokken
- Ik blok.
- gebiedende wijs van blokken
- Blok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blokken
- Blok je?
- Het woord blok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blok" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[9] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ blok op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Maarten Back & Niels Posthumus NRC 3 juni 2016
- ↑ Christiaan Pelgrim NRC 10 mei 2016
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Milo van Bokkum NRC 19 mei 2016
- ↑ NevoboOfficiële spelregels volleybal 2013 - 2017 (mei 2014); p. 44; art. 14.1.1; geraadpleegd 2015-02-06
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blok | blokke |
- blok
- Leenwoord uit het Nederlands
blok
- (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
blok
- blok; een vaak hoekig massief stuk materiaal
- blok; samenvoeging van een verzameling gelijksoortige elementen bijv. huizenblok
- (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
blok
- notitieblok; een aantekenboekje met afscheurbare blaadjes
- blok; een vaak hoekig massief stuk materiaal, in het Mofers meestal met betrekking tot hout
- (politiek) blok; verzameling gelijksoortig denkende partijen bijv. handelsblok, machtsblok
- blok; aaneengesloten periode die besteed wordt aan één zaak
blok
- (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
- IPA: /blɔk/
- blok
- blok; een stuk materiaal
- (politiek) blok; verzameling gelijksoortig denkende partijen bijv. handelsblok, machtsblok
- (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
- (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- blok
blok m
- (sport) startblok; hulpmiddel dat door bepaalde sporters gebruikt wordt om een snelle start te maken
- blok; samenvoeging van een verzameling gelijksoortige elementen bijv. huizenblok
- (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- blok
- notitieblok; een aantekenboekje met afscheurbare blaadjes
- «Vytáhněte si bloky a dělejte si poznámky.»
- Pakken jullie je notitieblokken erbij en maken jullie aantekeningen.
- «Vytáhněte si bloky a dělejte si poznámky.»
- blok; een stuk materiaal
- «Na stavbu bylo použito sto betonových bloků.»
- Op de bouwplaats zijn honderd betonblokken gebruikt.
- «Na stavbu bylo použito sto betonových bloků.»
- (politiek) blok; verzameling gelijksoortig denkende partijen bijv. handelsblok, machtsblok
- «Blok levicových stran v parlamentu zabránil všem pokusům o důchodovou reformu.»
- Het blok van linkse partijen in het parlement verhinderde alle pogingen om het pensioen te hervormen.
- «Blok levicových stran v parlamentu zabránil všem pokusům o důchodovou reformu.»
- blokkering, blokkade; obstructie, belemmering, verstopping
- «Na matematiku mám nějaký blok, nedokážu se na to ani soustředit.»
- Bij wiskunde heb ik één of andere obstructie, ik kam me er zelfs niet op concentreren.
- «Na matematiku mám nějaký blok, nedokážu se na to ani soustředit.»
- (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen
- «Prvky bloku d se nazývají přechodné kovy.»
- De elementen in het d-blok worden overgangsmetalen genoemd.
- «Prvky bloku d se nazývají přechodné kovy.»
- (informatica) blok; een verzameling statements en declaraties
- «V jazyce Pascal se blok ohraničuje klíčovými slovy begin a end.»
- In de progammeertaal Pascal wordt een blok begrensd met de sleutelwoorden begin en end.
- «V jazyce Pascal se blok ohraničuje klíčovými slovy begin a end.»
- (meestal in meervoud) (sport) startblok; hulpmiddel dat door bepaalde sporters gebruikt wordt om een snelle start te maken
- «Běžci zaklekli do bloků a čekají na startovní výstřel.»
- De hardlopers knielen in de startblokken en wachten op het startschot.
- «Běžci zaklekli do bloků a čekají na startovní výstřel.»
- (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
- blok; samenvoeging van een verzameling gelijksoortige elementen bijv. huizenblok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | blok | bloky |
genitief | bloku | bloků |
datief | bloku | blokům |
accusatief | blok | bloky |
vocatief | bloku | bloky |
locatief | bloku | blocích |
instrumentalis | blokem | bloky |
- zápisník monbezield, notes monbezield
- kus monbezield
- skupina v
- zaseknutí o, zneprůchodnění o, znefunkčnění o
- –
- –
- bloky monbezieldonbezield
- –
- –
- blok domů monbezield – huizenblok
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)
blok
- (sport) blok; in volleybal het verhinderen dat de tegenstander de bal hard over het net slaat door op dat punt met gestrekte armen en handen op te springen
blok
- (scheikunde) blok; een serie van aangrenzende groepen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
blok m