bootte
- [A] Geluid: bootte (hulp, bestand)
- [B] Geluid: bootte (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbu:tə / (2 lettergrepen)
- boot·te
vervoeging van |
---|
boten |
[A] bootte
- enkelvoud verleden tijd van boten
- Ik bootte.
- Jij bootte.
- Hij, zij, het bootte. "kloppen, slaan"
- Ik bootte.
vervoeging van |
---|
booten |
[B] bootte
- enkelvoud verleden tijd van booten
- Ik bootte.
- Jij bootte.
- Hij, zij, het bootte. "opstarten"
- Ik bootte.
- Het woord bootte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.