computervirus
- com·pu·ter·vi·rus
- samenstelling van computer en virus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | computervirus | computervirussen |
verkleinwoord | computervirusje | computervirusjes |
het computervirus o
- (informatica) schadelijk computerprogramma dat zich kopieert naar andere programma's en van binnenuit de computer kapotmaakt
- Een computervirus heeft de eigenschap dat het zichzelf kan overbrengen op andere programma's.
- virus [2]
1.
- Het woord computervirus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "computervirus" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be