Een donderroe loopt vanaf de top van dit torentje omlaag.
  • don·der·roe
enkelvoud meervoud
naamwoord donderroe donderroes
verkleinwoord donderroetje donderroetjes

de donderroev / m

  1. metalen stang die de bliksem aantrekt en naar de grond afvoert
    • In 1908 plaatste men een donderroe op de onafgewerkte toren.  
     Ge weet, het Posthotel geeft langs achter uit op de Ketelvest. 't Was daar ook dat mijn vensters uitzagen, en niet ver van de middelste liep er een donderroe tot beneden in het water.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Paul Kenis
    “De wonderbare avonturen van Cies Slameur.” (1919), E. Rietjens, Brussel, p. 146 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren  
  NODES