eclipskleed
- Geluid: eclipskleed (hulp, bestand)
- eclips·kleed
- samenstelling van eclips en kleed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eclipskleed | eclipskleden |
verkleinwoord | eclipskleedje | eclipskleedjes |
het eclipskleed o
- (dierkunde) het onopvallende verenkleed (in de winter) van sommige vogelsoorten waarin de mannetjes, die de rest van het jaar erg opvallen, lijken op de vrouwtjes.
termen uit de ornithologie:
- adelaarshorst
- adelaarsjong
- adelaarsnest
- akkervogel
- auerhaan
- badderen
- baltsroep
- baltsvlucht
- bidden
- bosvogel
- broedpaar
- broedseizoen
- daguil
- dompelaar
- duiver
- ei
- eitand
- foerageren
- gakken
- gander
- ganzerik
- geertelsel
- gent
- haan
- heidevogel
- hen
- klamper
- koekoeksjong
- kuiken
- kustvogel
- moerasvogel
- nachtuil
- nachtvogel
- overzomeren
- papegaaienbek
- pullus
- roeipotig
- roofvogel
- roodhals
- schreeuwvogel
- sneeuwtrekker
- takkeling
- trekvogel
- tuingast
- tuinvogel
- waadpoot
- watervogel
- weidevogel
- winterkleed
- zomerkleed
- zwemeend
- zwemvogel +
- Het woord 'eclipskleed' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.