• fer·ma·te
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘rustpunt’ voor het eerst aangetroffen in 1772 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fermate fermaten
verkleinwoord fermateetje fermateetjes

de fermatev

  1. (muziek) teken dat het metrum even ingehouden wordt
33 % van de Nederlanders;
19 % van de Vlamingen.[3]


fermate mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fermata
  NODES