• ge·wel·dig
  • Afleiding van geweld met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geweldig geweldiger geweldigst
verbogen geweldige geweldigere geweldigste
partitief geweldigs geweldigers -

geweldig

  1. bijzonder groot, enorm
    • Een geweldig ongeval waarbij tientallen auto's tegen elkaar botsten. 
     Was hun koning, Willem de Veroveraar, niet tijdens een geweldige storm, dankzij de heilige Nicolaas, veilig van Normandië naar Engeland gevaren? Want Nicolaas was in staat de wind en de onstuimige kracht der golven te doen bedaren![1]
  2. bijzonder goed
    • Je bent heel erg geweldig! 
     Ik wilde met mijn hele hebben en houden op mijn rug in de overweldigende wildernis van Amerika slapen onder de sterren, nieuwe mensen ontmoeten, alleen met mijn gedachten door de bossen lopen en de vrijheid hebben om te gaan en te staan waar ik wilde. Het leek me allemaal geweldig.[2]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 10
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES
Done 1