• ge·zond
  • In de betekenis van ‘niet ziek’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • Van Middelnederlands gesont, van Oudnederlands gesunt met het voorvoegsel ge- (niet van zonnen)[2]
  • vervoeging van zonnen: de stam met omvoegsel ge- -d
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gezond gezonder gezondst
verbogen gezonde gezondere gezondste
partitief gezonds gezonders -

gezond

  1. vrij van ziektes en zeertes
    • Hij is nog goed gezond voor zijn leeftijd. 
     Eindelijk nam ze een klein aarden kruikje, goot de drank erin, deed er een kurk op en zei: 'Ieder uur tien druppels, drie dagen lang en je paard is weer gezond.'[3]
     Zonder gezonde voeten kon ik hier helemaal niks, dus ik deed er alles aan om ze extra te verzorgen.[4]
  2. bevorderlijk voor een goede conditie
    • Lichaamsoefening is gezond voor een mens. 
vervoeging van: zonnen…
verbogen vorm: gezonde

gezond

  1. voltooid deelwoord van zonnen
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. "gezond" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. gezond op website: Etymologiebank.nl
  3. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 13
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES
os 1
web 2