godsnaam

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  godsnaam    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• gods·naam

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  god  en  naam  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	godsnaam	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de godsnaam m

1. in godsnaam: een uitdrukking van vertwijfeling, afsmeking of ergernis

   • Wat heeft dit er in godsnaam mee te maken? 

   ▸ En wat kon hij daar in godsnaam op antwoorden? Ze had een grote fles cognac in huis. En wat maakte het uit, het was nog vroeg.

   ▸ Maar als hij weer de boot in zou gaan met wiskunde, zou zijn vader hem doodslaan, beweerde hij. Thuis had hij gezegd dat het goed ging met wiskunde, want wat moest hij in godsnaam zeggen.

Gangbaarheid

• Het woord 'godsnaam' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "godsnaam" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.