heffing
- hef·fing
- Naamwoord van handeling van heffen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heffing | heffingen |
verkleinwoord | heffinkje | heffinkjes |
de heffing v
- het vorderen, het heffen meestal van belastingen of accijnzen
- ▸ De oppositie denkt aan een heffing voor bedrijven die juist goed boeren door de oorlog in Oekraïne en de stijgende prijzen.[2]
- het gevorderd bedrag
- (letterkunde) lettergreep die een versaccent draagt
- heffingsgebied, heffingsgrondslag, heffingskorting, heffingsrente, heffingsstelsel, heffingstarief, heffingsvers, heffingsvrij
1. oplegging van belastingen: tolheffing
- Het woord heffing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heffing" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Rutte wil kijken naar toeslag van 500 euro voor lage en middeninkomens” (15 juni 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be