• hei·en
  • In de betekenis van ‘in de grond stampen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
heien
heide
geheid
zwak -d volledig

heien [2] [3] [4]

  1. overgankelijk het in de grond drijven van een lange houten of betonnen paal als de fundering voor een gebouw of kunstwerk
    • Er wordt geheid en dat maakt nu eenmaal een hoop lawaai. 
    • Met ons beperkte waarnemingsveld hebben we vaak niet in de gaten wat we aanrichten in die wondere wereld. Als wij hier voor de kust een paal in de grond heien, hoort een walvis onder water dat tot in Schotland. Een bruinvis binnen een kilometer van zo’n klap is direct doof. [5] 
     Het gaat Jetten om de gevolgen voor het onderwaterleven tijdens de bouw. Vissen en zeezoogdieren kunnen bijvoorbeeld last hebben van het heien. Maar ook als de molens in bedrijf zijn, kunnen er gevolgen zijn voor dieren zoals vogels en vleermuizen, die gehinderd worden door de draaiende wieken.[6]

de heienmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hei
95 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[7]


heien ook heiden

  1. in de grond stampen, instampen, vaststampen.
    • Twee knechte, die die pale heyeden ende thout droeghen. [1]
  • heien en sleien
  • trekken en heien
  • heien en hangen
  NODES