herleven
- her·le·ven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
herleven |
herleefde |
herleefd |
zwak -d | volledig |
herleven [2]
- ergatief opnieuw tot leven komen, opnieuw opbloeien
- De hele natuur herleefde toen er eindelijk weer regen gevallen was.
1. opnieuw tot leven komen, opnieuw opbloeien
- Het woord herleven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "herleven" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ herleven op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be