kadaver
- ka·da·ver
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘lijk van dier’ voor het eerst aangetroffen in 1662 [1]
- Afgeleid van het Franse cadavre [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kadaver | kadavers |
verkleinwoord | kadavertje | kadavertjes |
het kadaver o
- (dierkunde) dood lichaam van een dier
- De reebok werd in het kader van het project Ruimte voor aaseters in de natuur neergelegd. Kadavers zijn schaars, schrijven de deelnemende natuurorganisaties op hun website. Aangereden wild wordt vaak vernietigd en ook in natuurgebieden worden dode dieren opgeruimd. Door verkeersslachtoffers terug te plaatsen, hopen de organisaties dat grote aaseters weer terugkeren in de natuur. [3]
- lijk [1]
1. dood lichaam van een dier
- Het woord kadaver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kadaver" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kadaver" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kadaver op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Lucas Brouwers 13 maart 2012
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kadaver | kadavers |
verkleinwoord |
kadaver
- kadaver; dood lichaam van een dier
- ka·da·ver
- Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord cadaver zn , dat van het Latijnse werkwoord cadere ww (= "sterven", "vallen") komt
Naar frequentie | 21058 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kadaver | kadaveret | kadavere | kadaverne |
genitief | kadavers | kadaverets | kadaveres | kadavernes |
kadaver, o
- kadaver in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kadaver | kadavers |
verkleinwoord |
kadaver
- kadaver; dood lichaam van een dier
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ka·da·ver
- Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord cadaver zn , dat van het Latijnse werkwoord cadere ww (= "sterven", "vallen") komt
Naar frequentie | 29366 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kadaver | kadaveret | kadaver kadavre |
kadavra kadavrene |
genitief | kadavers | kadaverets | kadavers kadavres |
kadavras kadavrenes |
kadaver, o
- (van een dier) kadaver, lijk
- «I går pågikk det saueleting i fjellet, og det ble stadig funnet nye kadaver.»
- Gisteren was er schapenzoek in de bergen en daar werden voortdurend nieuwe kadavers gevonden.
- «I går pågikk det saueleting i fjellet, og det ble stadig funnet nye kadaver.»
- (figuurlijk), (pejoratief) een gebroken, krachteloze en uitgeleefde mens
- [1]: sauekadaver zn
- [1]: kadaverdisiplin zn
- [2]: et fordrukkent kadaver
zuiplap
kadaver
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van kadaver
- ka·da·ver
- Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord cadaver zn , dat van het Latijnse werkwoord cadere ww (= "sterven", "vallen") komt
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kadaver | kadaveret | kadaver | kadavera |
kadaver, o
- (van een dier) kadaver, lijk
- (figuurlijk), (pejoratief) een gebroken, krachteloze en uitgeleefde mens
- [1]: kadaverdisiplin zn
- [2]: kadaverlydnad zn
kadaver
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van kadaver