Het kadaver van een das wordt opgegeten door vliegenlarven
  • ka·da·ver
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘lijk van dier’ voor het eerst aangetroffen in 1662 [1]
  • Afgeleid van het Franse cadavre [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kadaver kadavers
verkleinwoord kadavertje kadavertjes

het kadavero

  1. (dierkunde) dood lichaam van een dier
    • De reebok werd in het kader van het project Ruimte voor aaseters in de natuur neergelegd. Kadavers zijn schaars, schrijven de deelnemende natuurorganisaties op hun website. Aangereden wild wordt vaak vernietigd en ook in natuurgebieden worden dode dieren opgeruimd. Door verkeersslachtoffers terug te plaatsen, hopen de organisaties dat grote aaseters weer terugkeren in de natuur. [3] 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
naamwoord kadaver kadavers
verkleinwoord

kadaver

  1. kadaver; dood lichaam van een dier


  • ka·da·ver
  • Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord  cadaver zn , dat van het Latijnse werkwoord  cadere ww  (= "sterven", "vallen") komt
Naar frequentie 21058
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kadaver     kadaveret     kadavere     kadaverne  
genitief   kadavers     kadaverets     kadaveres     kadavernes  

kadaver, o

  1. (van mens of dier) kadaver, lijk


enkelvoud meervoud
naamwoord kadaver kadavers
verkleinwoord

kadaver

  1. kadaver; dood lichaam van een dier


  • ka·da·ver
  • Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord  cadaver zn , dat van het Latijnse werkwoord  cadere ww  (= "sterven", "vallen") komt
Naar frequentie 29366
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kadaver     kadaveret     kadaver
kadavre  
  kadavra
kadavrene  
genitief   kadavers     kadaverets     kadavers
kadavres  
  kadavras
kadavrenes  

kadaver, o

  1. (van een dier) kadaver, lijk
    «I går pågikk det saueleting i fjellet, og det ble stadig funnet nye kadaver
    Gisteren was er schapenzoek in de bergen en daar werden voortdurend nieuwe kadavers gevonden.
  2. (figuurlijk), (pejoratief) een gebroken, krachteloze en uitgeleefde mens
  • [2]: et fordrukkent kadaver
zuiplap

kadaver

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van kadaver


  • ka·da·ver
  • Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord  cadaver zn , dat van het Latijnse werkwoord  cadere ww  (= "sterven", "vallen") komt
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kadaver     kadaveret     kadaver     kadavera  

kadaver, o

  1. (van een dier) kadaver, lijk
  2. (figuurlijk), (pejoratief) een gebroken, krachteloze en uitgeleefde mens

kadaver

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van kadaver
  NODES
Project 1