• kar
enkelvoud meervoud
naamwoord kar karren
verkleinwoord karretje karretjes

de karv / m

  1. voertuig (oorspronkelijk met twee wielen)
  2. (informeel) auto
    • Zo, dat is een mooi karretje dat je gekocht hebt. 
vervoeging van
karren

kar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karren
    • Ik kar. 
  2. gebiedende wijs van karren
    • Kar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van karren
    • Kar je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]


enkelvoud meervoud
naamwoord kar karre

kar

  1. auto


  • kar
enkelvoud meervoud
naamwoord kar -
verkleinwoord

kar g

  1. keuze, keus
  2. keur


kar m

  1. werk


  • kar
enkelvoud meervoud
nominatief   kar     karlar  
genitief   karın     karların  
datief   kara     karlara  
accusatief   karı     karları  
locatief   karda     karlarda  
ablatief   kardan     karlardan  

kar

  1. (meteorologie) sneeuw
  NODES