klei
- Geluid: klei (hulp, bestand)
- IPA: / klɛi / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /klɛɪ̯/
- (Vlaanderen, Brabant): /klɛː/
- (Limburg): /klɛɪ̯/
- klei
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klei | - |
verkleinwoord | - | - |
- (geologie) een zeer fijne, klastisch sedimentaire grondsoort, die voor meer dan 25% bestaat uit lutum (gronddeeltjes kleiner dan 2 µm)
- (mineraal) een verzamelnaam voor een aantal silicaten met een gelaagde structuur
|
1. zeer fijne, vochthoudende grondsoort
vervoeging van |
---|
kleien |
klei
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleien
- Ik klei.
- gebiedende wijs van kleien
- Klei!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleien
- Klei je?
- Het woord klei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klei" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "klei" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ klei op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be