• kracht
  • In de betekenis van ‘sterkte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901.[1]
  • erfwoord: Middelnederlands cracht, uit Oudnederlands kraft ‘vermogen, sterkte’, ontwikkeld uit Oergermaans *krafti- ‘kracht; kennis’; verdere herkomst onbekend.[2] Evenals Nederduits Kraft, Kracht, Duits Kraft, Fries krêft en Engels craft ‘vaardigheid’.
enkelvoud meervoud
naamwoord kracht krachten
verkleinwoord krachtje krachtjes

de krachtv / m [3]

  1. (natuurkunde) uitwendige oorzaak die de bewegingstoestand van een lichaam verandert (voor zover er geen andere oorzaak is die dat tegengaat)
    • Volgens Newton is F gelijk aan het product m·a, waarbij F de kracht voorstelt, m de traagheid van het lichaam en a de versnelling van de beweging ervan. 
     Was hun koning, Willem de Veroveraar, niet tijdens een geweldige storm, dankzij de heilige Nicolaas, veilig van Normandië naar Engeland gevaren? Want Nicolaas was in staat de wind en de onstuimige kracht der golven te doen bedaren![4]
  2. geestelijk, zedelijk en fysiek vermogen, zie levenskracht, geestkracht, veerkracht, lichaamskracht
     Ik vertelde hem eerlijk dat ik geen kracht meer had om de pas over te steken en dat ik het erg fijn zou vinden om het de volgende ochtend samen met hem te doen.[5]
     In die tijd zwommen we voornamelijk op kracht, dus je werd automatisch sneller naarmate je groeide.[6]
  3. omvang van het vermogen om veranderingen te veroorzaken
    • de kracht van dit instrument om de economie bij te sturen is dus groot 
  4. factor die invloed uitoefent
    • Wij stellen vertrouwen in de kracht van de burgers om hun eigen leefomgeving in te vullen. 
  5. iemand die werkzaamheden verricht
    • Zij was door haar tact een onmisbare kracht voor het bedrijf. 
  • op eigen kracht
geheel zelfstandig zonder hulp van anderen
 Volgens Weerplaza is een sterke waterhoos vanaf het water het land opgetrokken. Daardoor vlogen onder meer dakpannen in het rond en waaiden bomen om. Ter hoogte van Brouwershaven kwam een schip in de problemen, maar die kon "op eigen kracht" naar de haven varen, aldus de veiligheidsregio.[7]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[8]
  1. "kracht" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. kracht op website: Etymologiebank.nl
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 10
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  6. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  7.   Weblink bron “Dode en zeven gewonden door windhoos boven Zierikzee” (27 juni 2022), NU.nl
  8.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  NODES
Done 2
eth 1